5. Algemeen Besluit
In het eerste hoofdstuk werd de Vlaamse mediasector afgebakend door na te gaan welke spelers in welke mediasegmenten actief zijn.
Op het vlak van radio is het belangrijkste feit het aanhoudend belang van ketenvorming bij de lokale radio's. In 2015 was op dat vlak de overheveling van de bij Story FM aangesloten radio's naar de Familyradioketen het belangrijkste nieuwe feit.
Binnen de televisiewaardeketen werd de belangrijkste evolutie van 2015 reeds in 2014 ingezet.
In het voorjaar 2014 werd de overname van het Sanoma-aandeel in De Vijver Media door Telenet aangekondigd. Gezien de potentiële impact voor de markt moest de Europese Commissie hiervoor haar fiat geven. Hierdoor kwam er pas in het voorjaar van 2015 een goedkeuring.
Ondertussen proberen bestaande en nieuwe spelers in de Vlaamse mediasector via allerhande nieuwe initiatieven een alternatief te bieden voor de wijze waarop de omroepsignalen tot bij de kijker gebracht worden.
Met Stievie ontwikkelden de tv-omroeporganisaties een nieuw gezamenlijk platform voor de distributie van hun signalen. Na een testfase was het een volle dochtermaatschappij van Medialaan die dit aanbod op 6 december 2013 lanceerde. In de zomer van 2015 werd er gesleuteld aan het betalend concept van Stievie.
Belgacom, dat in 2014 reeds de merknaam van zijn gehele aanbod wijzigde in Proximus, nam in 2015 ook voor het bedrijf zelf de naam Proximus aan.
Op vlak van geschreven pers waren er in 2015 vooral grote veranderingen in de tijdschriftmarkt. Sanoma Media Belgium verkocht de tijdschriften Humo, Story, TeVe-Blad en Vitaya aan De Persgroep Publishing. Deze verkoop werd door de Belgische Mededingingsautoriteit goedgekeurd met voorwaarden. Op die manier wil de mededingingsautoriteit vermijden dat bepaalde titels zouden verdwijnen of louter kopbladen zouden worden van andere tijdschriften. Door zijn slechte financiële situatie was Think Media Magazines gedwongen om al zijn titels te verkopen.
Het internet kent veel meer toepassingen dan enkel mediasites. Om te bepalen welke websites tot de Vlaamse mediasector kunnen gerekend worden, moeten een aantal assumpties aangenomen worden.
Bij het onderdeel internet werd in dit rapport voor het eerst dieper ingegaan op sociale media. Ze worden door buitenlandse ondernemingen gecontroleerd en kunnen dus in strikte zin niet tot de Vlaamse mediasector gerekend worden. Maar de meerderheid van de Vlamingen is actief op deze sociale netwerken en traditionele media maken er gretig gebruik van.
Surfen via mobiele toestellen is hoe langer hoe meer ingeburgerd. Verschillende traditionele mediaspelers kwamen met nieuwe of vernieuwde apps op de proppen.
Op het einde van het eerste hoofdstuk werd aangetoond dat de oefening om de Vlaamse mediasector af te baken hoe langer hoe moeilijker wordt. We nemen in toenemende mate crossmediale en convergente tendensen waar. Dezelfde mediacontent wordt via verschillende kanalen tot bij de consument gebracht. Nieuwe mengvormen van media zullen ingeburgerd raken.
In het tweede hoofdstuk werden de Vlaamse mediagroepen onder de loep genomen.
De opvallendste trend daarbij is dat deze groepen onderling steeds meer verstrengeld raken. Zo bestaan drie mediagroepen (De Vijver Media, Mediahuis en Medialaan) uit intersecties van andere Vlaamse mediagroepen.
De groepen zoeken naar mogelijkheden om multimediaal sterk te staan en gaan daarbij wisselende allianties aan.
Eind 2013 werd Mediahuis nv, een samenwerkingsverband tussen Corelio nv en Concentra nv, opgericht. De Belgische Mededingingsautoriteit legde daarbij wel voorwaarden op om een zekere diversiteit van het aanbod te garanderen.
In het voorjaar 2015 kwam er vanwege de Europese Commissie de goedkeuring van de overname van het Finse Sanoma-aandeel in De Vijver Media nv door Telenet Service Center BVBA (die in 2014 aangekondigd was).
Dit feit illustreert het gegeven dat de distributiebedrijven hoe langer hoe meer interesse hebben in de voorliggende schakels van de waardeketen.
Sanoma zette de afslanking verder door de verkoop van een aantal tijdschriften aan De Persgroep nv en het afstoten van lokale radioketen Story FM.
De eigenlijke concentratie werd bestudeerd in het derde hoofdstuk. De verhoudingen binnen de Vlaamse mediasector werden in dit hoofdstuk aan de hand van een aantal indicatoren gekwantificeerd.
In eerste instantie kwam de concentratie wat betreft radio aan bod. De vaststelling van de vorige jaren blijft bestaan: doordat radio Nostalgie vanaf 2012 officieel een landelijke radio geworden is, is binnen dit segment de indicator voor concentratie op basis van marktaandelen afgenomen. Toch blijft de concentratie groot, vooral door de dominante positie van de VRT.
Vervolgens werd televisie als mediavorm onder de loep genomen. Ten gevolge van nieuwe technologieën zijn de inkomstenmodellen voor televisie gewijzigd. Hierdoor zijn er spanningen rond de verdeling van de inkomsten tussen de spelers binnen de verschillende schakels in de keten naar het oppervlak gekomen. Contentproducenten, aggregatoren en distributeurs willen elk een zo groot mogelijk aandeel van de inkomsten opeisen. We merken dat de totale hoeveelheid VOD-opvragingen en de hierdoor gegenereerde inkomsten niet meer toenemen.
Telenet, als dominante speler op de distributiemarkt, gaat ook op andere schakels van de waardeketen een belangrijkere positie innemen. Zo heeft het 50% in handen van De Vijver Media, dat onder andere de televisieomroepen VIER en VIJF en het productiehuis
Woestijnvis overkoepelt. Ze investeren ook meer en meer in (televisie)content.
Uit de in 2015 gerapporteerde cijfers blijkt dat de slechte financiële situatie waarin de regionale omroepen zich reeds enkele jaren bevinden, blijft aanhouden. Het beleid heeft hierop een nieuwe regeling ingevoerd m.b.t. de regionale omroepen. Deze ging in vanaf 2015. In dit verbandpresenteert de VRM in dit rapport voor het eerst een grafiek gebaseerd op bereikcijfers.
De gedrukte pers blijft door een moeilijke periode gaan wegens onder andere dalende verkoopcijfers en dalende advertentieopbrengsten. Dit is vooral duidelijk bij de periodieke bladen, waar zowel Sanoma als Think Media, al dan niet gedwongen, titels verkochten.
Bij de dagbladen wordt de daling in gedrukte verkoop voor een stuk gecompenseerd door stijgende digitale verkoopcijfers. Bij de zogenaamde kwaliteitskranten ligt de digitale verkoop het hoogst, en is dit een belangrijk aandeel in de totale verkoop geworden. De concentratie bij de uitgeversgroepen van kranten is sterk toegenomen door de oprichting van Mediahuis in 2013. De 7 belangrijkste betalende Vlaamse kranten worden sindsdien uitgegeven door slechts twee uitgeverijen, De Persgroep en Mediahuis.
Het is moeilijk om van concentratie te spreken op het internet, aangezien de surfer veel meer websites kan bezoeken dan diegene die in het derde hoofdstuk besproken worden en gemakkelijk naar meerdere websites kan surfen. Toch merken we wat websites van Vlaamse mediagroepen betreft, een hoge concentratie op vlak van groepen en een lage concentratie op vlak van websites. De relatieve populariteit van radio, tv of geschreven pers in hun eigen medium, wordt niet altijd weerspiegeld op het internet. De nieuwsmedia zijn erg populair, hun websites worden het meest bezocht. Ook op de sociale media doen zij het goed, samen met de mediamerken die zich een eerder jong imago aanmeten.
Ook dit jaar werden de prijzen van Vlaamse mediaproducten bestudeerd. De kosten voor radio, televisie en geschreven pers zijn in 2015 opnieuw gestegen, en dit sneller dan de index. De onrechtstreeks kosten om van mediaproducten te genieten zoals de kosten voor een computer, een mobiele telefoon of elektriciteit zijn evenwel gedaald. De digitale prijs voor kranten ligt voor de zogenaamde "kwaliteitstitels" gemiddeld hoger dan voor de meer populaire titels. In het algemeen kan bij geschreven pers de digitale prijs hoger of lager liggen dan de prijs voor een gedrukt exemplaar.
Sinds 2012 gaat de brutokost voor reclameruimten in dagbladen, tijdschriften en tv in stijgende lijn. De totale reclameinvesteringen in tijdschriften en gratis pers nemen echter af.
Ten slotte werd de Vlaamse mediasector in het derde hoofdstuk ook gesitueerd in een internationale context. Door de taalbarrière is het voor Vlaamse media-ondernemingen niet evident om activiteiten in het buitenland te ontplooien. We noteerden zowel overnames (door de Persgroep en door Concentra) als de verkoop van belangen (door Roularta) bij de uitgevers van geschreven pers. De internationale participaties in de Vlaamse productiehuizen nemen toe. Wat de sociale media betreft situeert de controle zich voornamelijk in het buitenland.
Hoewel er niet één speler is die de hele Vlaamse mediasector domineert, blijken veel vormen van horizontale, verticale of crossmediale concentratie te bestaan in en tussen een aantal segmenten van verschillende Vlaamse mediavormen. Dit kan een risico inhouden voor de diversiteit van het aanbod. Op radiovlak blijft het VRT-aandeel meer dan de helft bedragen. We merken ook de toenemende activiteiten van de dominante televisiedistributeur Telenet in andere delen van de televisiewaardeketen en een geplande belangrijke overname op de mobiele markt (met name het Base mobiele telefonienetwerk). In de markt van de geschreven pers is de dominantie van de krantenmarkt door slechts twee grote uitgevers, De Persgroep en Mediahuis, opvallend.
De verschillende mogelijkheden hoe de Vlaamse overheid intervenieert om diversiteit en concurrentie in de mediasector te behouden en te stimuleren werden in het vierde hoofdstuk beschreven.
Ze werden beschreven volgens een bestaand schema dat een onderscheid maakt tussen restricties, tegengewicht, economische tussenkomst, transparantie en organisatorische maatregelen.
Over het algemeen werd opgemerkt dat audiovisuele media aan meer regels onderhevig zijn dan gedrukte media en internet.
Daarnaast werden er een aantal voorstellen geformuleerd om in de toekomst nog beter naar deze doelstellingen toe te werken. Sommige van deze voorstellen kregen extra aandacht en werden opgenomen als beleidsaanbeveling.
In het kader van regulering werd aangehaald dat in Vlaanderen geen verplichte scheiding tussen omroeporganisatie, dienstenverdeler en netwerkoperator bestaat. Daardoor kan machtsmisbruik mogelijk worden. Het is aan het beleid om te bepalen hoe deze kans tot een minimum beperkt kan worden.
In dit hoofdstuk werd ook bestudeerd wat er gebeurt wanneer een dienstenverdeler eigenaar wordt van zenders via de overname van participaties in een mediagroep. Een mogelijk gevolg kan zijn dat hij meer informatie (bv. cijfers met betrekking tot het kijkgedrag) uitwisselt met zijn eigen televisieomroeporganisatie dan met andere. Hierdoor ontstaat er een voordeel ten opzichte van andere televisieomroeporganisaties. De eigen zenders krijgen een beter inzicht in het kijkgedrag van hun publiek en kunnen aan targeted advertising doen. Dit kan op zijn beurt weer leiden tot hogere advertentie-inkomsten. Het is mogelijk dat andere televisieomroeporganisaties geen of moeilijker toegang zullen krijgen tot deze informatie na een overname.
Het Vlaamse beleid zou kunnen ingrijpen, bv. door de verplichte invoering van Chinese Walls om vertrouwensissues op te lossen. Er zou ook een aanvulling kunnen komen van art. 211 van het Mediadecreet met verplichtingen over informatieverstrekking. Vermits er gehandeld wordt op een domein waar er zowel Vlaamse (omroep) als federale bevoegdheden van tel zijn (auteursrecht, mededinging), is hiervoor overleg met het federale niveau aangewezen.
Dit is grotendeels nog onontgonnen terrein en er zijn praktische moeilijkheden waarvoor weinig pasklare oplossingen voorhanden zijn. Een mogelijke oplossing bestaat misschien in het verplicht niet-discriminerend ontsluiten van informatie voor iedere speler (eventueel door een aparte bedrijfsentiteit of onderneming).
Tijdens het voorbereidend onderzoek naar de participatie van Telenet in De Vijver Media nv werd door de Europese Commissie bij de VRM geïnformeerd in hoeverre de VRM kon bijdragen tot de kwaliteit van de oplossing van disputen in dit dossier. Daarop heeft de VRM geantwoord dat het de organisatie daar momenteel de bevoegdheid voor ontbrak. Indien het beleid van oordeel is dat de VRM in de toekomst hierin een rol zou kunnen spelen, kan deze bevoegdheid toegekend worden. Hiervoor is een decretale aanpassing vereist.
Bovendien kan zo'n dienstenverdeler die één of meerdere "open net"-zenders controleert, de nieuwe stimuleringsregeling meer in eigen belang gebruiken t.o.v. andere distributeurs door de coproducties uit te zenden op zijn eigen zenders. Andere spelers hebben deze mogelijkheid niet.
Als resultaat kan er een concurrentiële scheeftrekking tegenover andere spelers ontstaan.
Door levensbeschouwelijke bewegingen een forum te geven, wordt de diversiteit in de media bevorderd. Tot voor kort werd dit bewerkstelligd via uitzendingen door derden, maar dit concept wordt momenteel heroverwogen.
In Vlaanderen bestaat er geen must-offerverplichting zoals in andere landen. Gezien de besluiten die de VRM samen met de andere regulatoren genomen heeft m.b.t. het openstellen van het kabelnetwerk, zou dit echter een maatregel kunnen zijn om de toegang tot content te vergemakkelijken voor alternatieve operatoren. Een opstartende ondernemer die weinig televisieabonnees heeft, staat in een zwakkere onderhandelingspositie. Zeker wanneer er gekeken wordt naar de verticale concentratiebewegingen die zich voordoen in het medialandschap, kan er mogelijk misbruik optreden. Door de must-offerverplichting moeten beide partijen samenwerken om tot een goed akkoord te komen.
Een andere suggestie bestaat er in meer samenwerking te bekomen tussen de verschillende beleidsniveaus. Doordat zij gebonden zijn aan strikte regels is het uitwisselen van informatie tussen verschillende overheidsorganisaties niet altijd mogelijk. Het is echter wenselijk om deze samenwerking verder uit te breiden om een grotere transparantie te bekomen.
Ook kunnen de steeds groter wordende samenwerkingsverbanden tussen verschillende lokale radio-omroeporganisaties resulteren in een daling in diversiteit. Door radio-omroeporganisaties op te leggen dat ze een onafhankelijke redactie moeten behouden, kan deze verwatering van diversiteit tegengegaan worden.
Een bijkomende taak voor de VRM die betrekking heeft op de bescherming van het privéleven ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens kan een belangrijke meerwaarde creëren ter aanvulling van de bevoegdheid en de deskundigheid van de Privacycommissie.