3.1. Algemene bespreking van de beslissingen

Na zes jaar op rij vormen de beslissingen over commerciële communicatie opnieuw de meerderheid van de beslissingen van de algemene kamer van de VRM (32 beslissingen, zie infra) en niet langer de beslissingen in radio-gerelateerde zaken (12 beslissingen, zie infra). Dat is vooral te wijten aan het groot aantal beslissingen genomen inzake herkenbaarheid van commerciële communicatie bij content creators, die met hun profiel(en) onder toepassing van het Mediadecreet vallen.

3.1.1. Vierentwintig beslissingen handelen in 2023 niet over commerciële communicatie

Er zijn twaalf beslissingen genomen in radio-gerelateerde zaken, allemaal na het ambtshalve opstarten van een procedure op tegenspraak.

De VRM nam zes beslissingen waarbij een radio-omroeporganisatie desgevallend meerdere keren in gebreke werd gesteld en telkens een termijn opgelegd kreeg binnen dewelke ze zich diende te conformeren aan het Mediadecreet.

De reden van de ingebrekestelling was ofwel omdat de radio-omroeporganisatie geen gebruik meer maakte van haar zendmogelijkheden (beslissing 2023/001 – 2023/032) ofwel omdat de erkennings- en/of decreetvoorwaarden niet meer werden nageleefd (2023/002 – 2023/023 – 2023/031 – 2023/055). In de laatste beslissing heeft de VRM, behalve een radio-omroeporganisatie in gebreke gesteld, ook een administratieve geldboete opgelegd aan de betrokken radio-omroeporganisatie.

Beslissing 2023/055: NRJ - Nostalgie+

Beslissing 2023/055 is genomen in opvolging van beslissing 2023/031, waarbij werd vastgesteld dat SBS Media Belgium (hierna: SBS) niet voldeed aan haar specifieke opdracht als erkende netwerkradio-omroeporganisatie voor frequentiepakket 1 – generalistisch profiel (‘NRJ’). De uitzendingen waren niet in overeenstemming met de basisvoorwaarden uit artikel 143/1, 1°, van het Mediadecreet en het generalistisch profiel waarvoor zij is erkend.

Er was immers vastgesteld dat SBS hoofdzakelijk non-stop muziek uitzond, zonder presentatie, programma-acties, live-aanbod of interactie met luisteraars, waardoor zij als erkende netwerkradio-omroeporganisatie haar taak, om een programma-aanbod te brengen dat is opgebouwd rond een generalistisch profiel, niet vervulde.

SBS werd dan ook in gebreke gesteld en opgedragen om de toestand te regulariseren tegen uiterlijk 30 september 2023.

Op 27 september 2023 laat SBS aan de VRM weten dat zij met ingang van 29 september 2023 het zendschema en de naam van haar netwerkradio zal wijzigen.

SBS verduidelijkt dat de roepnaam van het omroepprogramma gewijzigd zal worden van ‘NRJ’ naar ‘Nostalgie+’. Deze nieuwe naam gaat ook samen met een nieuwe visuele en auditieve ‘look & feel’, aldus SBS.

In haar kennisgeving benadrukt SBS dat het omroepprogramma een programma-aanbod blijft brengen dat is opgebouwd uit luistertijd rond een generalistisch profiel of muziekaanbod, met inbegrip van journaals en informatie (artikel 143/1, 1°, van het Mediadecreet).

In het kader van de opvolging van beslissing 2023/031 worden door de onderzoekscel van de VRM luisteronderzoeken uitgevoerd (4-5 en 21 oktober 2023).

Bij beslissing 2023/055 stelt de VRM vast dat SBS in de eerste plaats administratieve wijzigingen heeft aangebracht aan haar erkenningsdossier (kennisgeving 27/09).

Dergelijke aanpassingen zijn in overeenstemming met artikel 143/3, § 2, eerst lid, van het Mediadecreet. Ze doen in beginsel geen afbreuk aan de basisvoorwaarden voor de erkenning, met name het generalistisch profiel van de radio.

Terwijl het in de praktijk brengen van het gewijzigde erkenningsdossier dus zou impliceren dat SBS aan alle voorschriften zou voldoen, geeft zij in haar schriftelijke opmerkingen toe dat haar uitzendingen, ondanks de vele reeds doorgevoerde wijzigingen, op verschillende vlakken daarmee nog niet in overeenstemming zijn. Niettemin meent SBS dat haar uitzendingen nu reeds voldoen aan het generalistisch profiel en de basisvoorwaarden zoals vermeld in artikel 143/1 en 143/2, § 1, van het Mediadecreet. Zij geeft wel aan dat er nog een aantal aanvullende verbeteringen op stapel zouden staan vanaf 8 januari 2024.

Uit de uitgebreide luisteronderzoeken door de onderzoekscel van de VRM, blijkt dat de uitzendingen van SBS (nog) niet in overeenstemming zijn met de door haar ter kennis gebrachte wijzigingen aan haar erkenningsdossier. SBS geeft dit ook toe.

In het kader van de verdere beoordeling of de uitzendingen desalniettemin voldoen aan de basisvoorwaarden en meer bepaald of SBS als erkende netwerkradio-omroeporganisatie toch haar taak vervult om een programma-aanbod te brengen dat is opgebouwd rond een generalistisch profiel, stelt de VRM het volgende:

  • Ten opzichte van de vaststellingen die aanleiding hebben gegeven tot beslissing 2023-031 heeft SBS inderdaad verbeteringen aangebracht. Er is duidelijk vooruitgang geboekt en er wordt minder non-stop muziek uitgezonden en (opnieuw) meer programma’s.
  • Het aantal uren non-stop muziek blijkt echter nog steeds erg hoog te liggen. De zogenaamde programma’s die worden uitgezonden bevatten nauwelijks presentatie of variatie en zijn dan ook grotendeels onderling inwisselbaar.

De VRM besluit dan ook dat de uitzendingen in kwestie niet kunnen worden beschouwd als het brengen van een programma-aanbod of een geheel van programma’s opgebouwd rond een generalistisch profiel.

Dergelijke uitzendingen zijn niet in overeenstemming met de basisvoorwaarde uit artikel 143/1, 1°, van het Mediadecreet en het generalistisch profiel waarvoor de netwerkradio-omroeporganisatie is erkend.

SBS voldoet bijgevolg nog steeds niet aan haar specifieke opdracht als erkende netwerkradio-omroeporganisatie. Zij begaat nog altijd een inbreuk op artikel 143/3, § 1, van het Mediadecreet en heeft zich geconformeerd aan het Mediadecreet, zoals opgelegd in beslissing 2023/031.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de algemene kamer van de VRM enerzijds rekening met het gegeven dat SBS reeds stappen heeft gezet om haar uitzendingen te conformeren aan het Mediadecreet en ook heeft aangegeven dat zij vanaf 8 januari 2024 nog bijkomende verbeteringen zal kunnen doorvoeren. Anderzijds heeft de eerdere ingebrekestelling (beslissing 2023/031) SBS niet aangezet tot volledige regularisatie.

De VRM besluit nv SBS Media Belgium een administratieve geldboete van 5.000 euro op te leggen met de verplichting om zich uiterlijk tegen 15 februari 2024 aan het Mediadecreet te conformeren.

In drie zaken resulteerde de ingebrekestelling in een stopzetting van de procedure omdat de uitzendingen waren aangevat (2023/007), of omdat de erkenning intussen was opgeheven (2023/025) of omdat de radio-omroeporganisatie zich geconformeerd had aan het Mediadecreet (2023/058 Candy).

In twee zaken leidde de ingebrekestelling tot het opheffen van de erkenning op vraag van de radio-omroeporganisatie (2023/024 -2023/037).

Los van enige voorafgaande procedure heeft de VRM bij beslissing 2023/022 een derde erkenning van een lokale radio-omroeporganisatie opgeheven. Ook hier gebeurde dat op vraag van de omroeporganisatie zelf.

In het kader van de stimuleringsregeling voor investeringsverplichting in de audiovisuele sector nam de VRM ook in 2023 negen beslissingen.

In het kader van de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector verplicht artikel 184/1 van het Mediadecreet dienstenverdelers deel te nemen aan de productie voor audiovisuele diensten. Er werden zeven coproductieprojecten voor beoordeling van de ontvankelijkheid en de erkenning aan de VRM voorgelegd. In 2023 heeft VRM zes ingediende producties als coproductieproject erkend (beslissing 2023/014 - 2023/015 –2023/016 – 2023/017 - 2023/018 – 2023/019). De VRM heeft op advies van de beoordelingscommissie één ingediende productie niet als coproductieproject erkend (beslissing 2023/020).

Sinds 2019 worden ook de particuliere niet-lineaire televisie-omroeporganisaties aan een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector onderworpen. Deze verplichting tot deelname aan de stimulering van de productie van Vlaamse audiovisuele werken is ook van toepassing op niet-lineaire televisie-omroeporganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en een aanbod hebben van niet-lineaire televisiediensten gericht op het Nederlandstalig grondgebied[40] . In het kader van deze regelgeving werden twee producties ingediend met het oog op erkenning als coproductie. De VRM erkende daarvan één ingediende productie als coproductieproject (beslissing 2023/012) maar erkende ook hier op advies van de beoordelingscommissie één ingediende productie niet als coproductieproject (beslissing 2023/013).

Met betrekking tot het doorgeven van een niet-EU-programma nam de VRM in 2023 twee beslissingen. Na voorlegging van een onderzoeksrapport m.b.t. het doorgeven van een niet-EU-omroepprogramma door Telenet en mogelijke inbreuken op de regelgeving, waaronder het ontbreken van de vraag om toestemming tot doorgifte, startte de VRM ambtshalve een procedure op tegenspraak. Na het ontvangen van de vraag om toestemming en het verlenen ervan (beslissing 2023/021), werd de procedure op tegenspraak tegen Telenet zonder voorwerp en dus stopgezet (beslissing 2023/026).

Tot slot leidt één beslissing van 2023 tot de verlenging van de licentie van NV Norkring België voor het aanbieden van een televisieomroepnetwerk, voor wat betreft vijf frequentiepakketten (beslissing 2023/033).

3.1.2. In 2023 hebben tweeëndertig beslissingen van de VRM betrekking op commerciële communicatie. De sancties waarmee de inbreuken daarbij gesanctioneerd worden, variëren van een waarschuwing tot administratieve geldboetes.

In 2023 zijn twee klachten ingediend die commerciële communicatie als voorwerp hadden (beslissing 2023/006 – 2023/009). Beide klachten werden ongegrond verklaard. Eén klacht werd ook deels onontvankelijk verklaard (beslissing 2023/006).

Beslissing 2023/006: Uitzending nieuws VTM (item zonnepanelen)

In beslissing 2023/006 is er volgens de klager in een nieuwsuitzending op VTM in het item over zonnepanelen sprake van verboden sluikreclame, productplaatsing en aanprijzing van producten.

In het verweer wijst nv DPG Media er onder meer op dat het item kaderde in het bredere actuele energiedebat en het gegeven dat een groeiend aantal Vlamingen de laatste jaren zonnepanelen plaatste of er ernstig over nadenkt. De concrete aanleiding voor het item was een krantenartikel met als titel “Dubbel zoveel zonnepanelen gelegd in 2022”. De VTM Nieuws-redactie meende dat dit belangwekkend genoeg was om hier dieper op in te gaan.

Naar aanleiding van het verweer van nv DPG Media, voert de klager aan dat verschillende cijfers uit de reportage fout zijn of minstens nuancering verdienen en vaak te rooskleurig zijn voorgesteld. De klager is dan ook van oordeel dat er in voorliggend geval niet of onvoldoende is voldaan aan een evenwicht in de nieuwstopics die de nieuwsredactie aanbrengt, waarnaar nv DPG Media verwijst.

De algemene kamer van de VRM kan de voorliggende klacht slechts ontvankelijk verklaren in de mate dat daarin een schending van het Mediadecreet wordt aangevoerd.

Het onderdeel van de klacht waarin de klager aanvoert dat het nieuwsitem over de zonnepanelen inhoudelijk niet evenwichtig zou zijn opgebouwd en cijfers ongenuanceerd, zonder bronvermelding en te rooskleurig zouden zijn voorgesteld, kan niet worden beoordeeld door de VRM. Dit onderdeel van de klacht is bijgevolg onontvankelijk.

De VRM is van oordeel dat het betreffende nieuwsitem enkel op algemene wijze zonnepanelen toont en vermeldt, zonder dat daarbij specifiek naar een bepaald product, dienst of handelsmerk wordt verwezen. Nergens tijdens de reportage is het merk van de getoonde panelen zichtbaar of wordt een verwijzing gemaakt naar welbepaalde producenten, installateurs of merken van zonnepanelen.

Gelet op de afwezigheid van handelsmerken, producten of diensten in het nieuwsitem, kan dan ook bezwaarlijk worden gesteld dat het item commerciële communicatie of productplaatsing zou bevatten en dienen om goederen, diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, te promoten.

Het item over zonnepanelen in de betroffen nieuwsuitzending bevat bijgevolg geen productplaatsing. Het onderdeel van de klacht met betrekking tot vermeende productplaatsing is dan ook ongegrond.

Beslissing 2023/009: Klacht vzw Grootouders voor het Klimaat tegen VRT

In beslissing 2023/009 ontving de VRM een klacht van vzw Grootouders voor het Klimaat tegen de VRT. De klacht heeft betrekking op het programma ‘Iedereen Beroemd’, uitgezonden tussen 30 januari 2023 – 3 februari 2023. Volgens de klagende partij is er in de rubriek ‘Gas geven’ sprake van commerciële reclamecommunicatie die een inbreuk op artikel 62 van het Mediadecreet zou betekenen en misleidende sluikse reclame zou zijn.

Artikel 62 van het Mediadecreet bepaalt dat:

“Commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut mogen niet aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid of de veiligheid, of dat in hoge mate schadelijk is voor het milieu.”

In zijn beoordeling geeft de VRM aan dat de rubriek ‘Gas geven’ (Eén, nu VRT1 – Iedereen beroemd – 30 januari-3 februari 2023) commerciële communicatie bevat voor een energieleverancier. Bij de aanvang van de rubriek wordt immers een container met de benaming, het merk en het logo van een energieleverancier getoond. Vervolgens bestaat de rubriek volledig uit een wedstrijd.

De VRM stelt vast dat de betreffende commerciële communicatie de kijker nergens toe aanspoort, noch visueel, noch auditief.
Het louter promoten van goederen, diensten of imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, in dit geval van een energieleverancier, maakt, zoals de klagende partij opmerkt, inherent deel uit van de decretale definitie van commerciële communicatie. De loutere vaststelling van het promoten op zich, zoals de klagende partij aanvoert, volstaat dan ook niet om te besluiten dat die commerciële communicatie de kijker zou aansporen tot een gedrag dat door het Mediadecreet wordt verboden.

Bijgevolg besluit de VRM dat de rubriek ‘Gas geven’ (Eén – Iedereen Beroemd – 30 januari 2023 - 3 februari 2023) geen commerciële communicatie bevat die aanspoort tot gedrag dat in hoge mate schadelijk is voor het milieu. Bijgevolg heeft VRT het artikel 62 van het Mediadecreet niet geschonden.

De voorliggende klacht wordt bijgevolg ongegrond verklaard.

De overige dertig beslissingen zijn het resultaat van ambtshalve procedures op tegenspraak.

Twintig van die beslissingen hadden betrekking op herkenbaarheid van commerciële communicatie bij content creators die met hun profiel(en) onder toepassing van het Mediadecreet vallen. Zie hierover verder onder punt 3.1.5. Herkenbaarheid van commerciële communicatie.

In 2023 heeft de VRM bij twee beslissingen de VRT opnieuw gesanctioneerd omwille van een inbreuk op het verbod om televisiereclame te brengen (beslissing 2023/004 – 2023/005).

Bij beslissing 2022/033 (10 oktober 2022) kreeg de VRT een waarschuwing opgelegd. De VRM oordeelde toen dat de commerciële boodschappen, uitgezonden bij de livestream-uitzendingen op VRT MAX beantwoorden aan de decretale definitie van reclame en bijgevolg onder de verbodsbepaling van artikel 50 van het Mediadecreet vallen.

In navolging van bovengenoemde beslissing werden in beslissing 2023/004 de lineaire uitzendingen via VRT MAX door de onderzoekscel van de VRM aan een opvolgonderzoek onderworpen. Hierbij werden de livestream-televisie-uitzendingen via VRT MAX (app en website) steekproefsgewijs onderzocht in de periode 28 november 2022 – 7 december 2022.

Uit het onderzoek blijkt dat de kijker, die heeft gekozen voor “live kijken” op VRT MAX, en vervolgens op de pijl/knop “live” drukt van het programma uit het programmaschema en dus lineair begint te kijken, een commerciële boodschap van 15 seconden te zien krijgt, gevolgd door het lopende programma uit het programmaschema.

De uitgezonden commerciële boodschappen beantwoorden volgens de VRM aan de decretale definitie van reclame en vallen bijgevolg onder de verbodsbepaling van artikel 50 van het Mediadecreet.

In navolging van diezelfde bovengenoemde beslissing 2022/033 werden in beslissing 2023/005 de lineaire uitzendingen via de ‘Sporza’-app en de ‘Sporza’-website aan een opvolgonderzoek onderworpen. Hierbij werden de livestream-televisie-uitzendingen via ‘Sporza’ (app en website) door de onderzoekscel van de VRM steekproefsgewijs onderzocht in de periode van 28 november 2022 – 7 december 2022.

Uit het onderzoek blijkt dat de kijker, die heeft gekozen voor “nu live” op sporza.be, en vervolgens drukt op de pijl/knop “livestream” van de sportwedstrijd die op dat moment rechtstreeks wordt uitgezonden, een commerciële boodschap van 10 tot 20 seconden te zien krijgt, gevolgd door de betrokken rechtstreekse uitzending van de sportwedstrijd.

De commerciële boodschappen, uitgezonden bij de livestream-televisie-uitzendingen via Sporza (website en app) tijdens de onderzochte periode, beantwoorden volgens de VRM aan de decretale definitie van reclame en vallen bijgevolg onder de verbodsbepaling van artikel 50 van het Mediadecreet.

In beide zaken kan de VRM bij het bepalen van de sanctie niet voorbijgaan aan het herhaalde karakter van een identieke inbreuk zoals vastgesteld en met een waarschuwing bestraft bij beslissing 2022-033. De VRM besluit een administratieve geldboete op te leggen.

Bij het bepalen van het bedrag van de administratieve geldboete houdt de VRM in beide beslissingen rekening met het gegeven dat de uitzending van dergelijke reclame intussen is gestopt, alvast tot aan de uitspraak van de Raad van State in het annulatieberoep tegen beslissing 2022-033. De VRM besluit een administratieve geldboete van 5.000 euro op te leggen.

Ook in 2023 heeft de VRM één beslissing over beïnvloeding en aantasting van de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijke van een omroeporganisatie door een programmasponsor genomen (beslissing 2023/054). De omroeporganisatie had daarnaast ook regels rond productplaatsing geschonden.

Zo controleerde de VRM de lineaire uitzendingen van ‘Celebrity Masterchef’ (18 september 2023, 21u10-22u25, Play4).

Beïnvloeding en aantasting verantwoordelijkheid en redactionele onafhankelijkheid omroeporganisatie door programmasponsor

Bij het programma worden meerdere sponsorboodschappen uitgezonden. Zo ook voor de ‘Philips’ Airfryer Combi XXL.

Tijdens de uitzending van de bewuste aflevering wordt aan de kandidaten een proef opgedragen die volledig in het teken staat van de ‘Philips’ Airfryer Combi XXL. De zendtijd van deze opdracht bedraagt 17 minuten.

Uit het onderzoek en de beelden blijkt dat er sprake is van een structurele sponsorovereenkomst. Het bestaan daarvan wordt niet betwist door Play Media.

De VRM oordeelt dat de keuze voor de kookopdracht met het specifieke toestel onmiskenbaar het gevolg is van een bewuste redactionele keuze waarbij rekening werd gehouden met het bestaan van een belangrijke sponsorovereenkomst. De omroeporganisatie geeft zelf aan dat de commerciële samenwerking met ‘Philips’ er net in bestaat dat er door de sponsor zes integraties in de hele reeks gevraagd worden, waarop de redactie ervoor gekozen heeft om een volledige koopopdracht met de ‘Philips’ Airfryer in te lassen.

Door een volledige programma-onderdeel op te hangen aan het uitsluitend gebruik van een product van een sponsor om op die manier tegemoet te komen aan een sponsorovereenkomst, die aan de redactie oplegt een welbepaald aantal integraties van de sponsor in de hele programmareeks in te bouwen, kan de VRM niet anders dan besluiten dat er in de betrokken aflevering sprake is van duidelijke beïnvloeding door de sponsor waardoor de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de omroeporganisatie worden aangetast.

Bijgevolg heeft Play Media de bepalingen van artikel 91, 1°, van het Mediadecreet geschonden.

Productplaatsing

De VRM oordeelt dat in de uitzending ook sprake is van specifieke aanprijzingen van het toestel, die aansporen tot aankoop. De VRM verwijst hiervoor naar de link tussen de sponsorboodschap en het gebruik van het product in het programma, de meermaals positieve commentaren over het toestel en het succesvolle verloop van de opdracht waarbij de mogelijkheden van het gebruik van het toestel uitgebreid aan de kijker worden getoond.

De VRM stelt eveneens dat het product overmatige aandacht krijgt door de gehele integratie van het toestel in de kookopdracht, de veelvuldige keren dat het toestel besproken wordt en het bijna voortdurend en prominent in beeld komen tijdens de hele 17 minuten durende uitvoering van de opdracht.

Bijgevolg heeft Play Media ook de bepalingen van artikel 100, §1, 2° en 3°, van het Mediadecreet geschonden.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met de ernst van de inbreuk, het feit dat de inbreuk plaatsvond in prime time waardoor een groot aantal kijkers werd bereikt en het gegeven dat de omroeporganisatie vorig jaar nog gesanctioneerd werd omwille van een gelijkaardige inbreuk wat sponsoring betreft (beslissing 2022/035 - Topmakelaars).

De VRM besluit een administratieve geldboete van 25.000 euro op te leggen.

Het voorbije jaar heeft de VRM één televisieomroeporganisatie, behalve voor inbreuken op regels rond productplaatsing, ook gesanctioneerd omwille van sluikreclame (beslissing 2023/048).

De VRM controleerde de programmareeks van zes afleveringen van ‘Vlaanderen Vraagt’. Deze zes afleveringen werden lineair uitgezonden op zaterdagmiddag (3 juni – 8 juli 2023) en zijn ook niet-lineair beschikbaar via het online video-on-demand-platform VTM GO.

Volgens de onderzoekscel van de VRM bestaat het programmaconcept erin, zoals voorgesteld door de omroeporganisatie en de beide presentatoren, dat kijkers vragen stellen waarop de presentatoren vervolgens een antwoord bieden door het bezoeken en consulteren van een ‘kenner’. De presentatoren gaan hierbij niet te rade bij onafhankelijke deskundigen, maar steevast bij experts uit het bedrijfsleven en ondernemers, die de mogelijkheid krijgen om hun bedrijf, onderneming of handelszaak voor te stellen en uiteen te zetten hoe hun diensten of producten bijdragen aan het antwoord op de gestelde vragen.

Productplaatsing

Op basis van de uitgezonden beelden onderzocht de VRM of er sprake is van productplaatsing en met name de elementen van promotioneel karakter en betaling of soortgelijke vergoeding aanwezig zijn.

Wat het promotioneel karakter betreft, beoordeelt de VRM dat het veelvuldig visueel tonen en auditief vermelden van een product, dienst en/of de merkbenaming, nog versterkt door close-up en slow motion-beelden en de positieve uitlatingen tijdens het programma, promoten de betrokken producten en diensten die in de verschillende reportages aan bod komen.

In haar verweer betwist DPG Media het commerciële en promotionele aspect van het programma niet, integendeel zelfs. Zij omschrijft deze vorm van content als ‘branded content’.

Daarnaast besluit de VRM dat in deze casus minstens sprake is van een soortgelijke vergoeding omdat DPG Media een gratis programma krijgt om de ‘daytime’ in te vullen, waarmee ook aan die voorwaarde voor productplaatsing is voldaan.

Bijgevolg is in het programma ‘Vlaanderen Vraagt’ wel degelijk sprake van productplaatsing. Programma’s die productplaatsing bevatten dienen te voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 100, § 1, van het Mediadecreet.

Zo mogen programma’s die productplaatsing bevatten onder meer niet rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen, noch mogen de producten of diensten in kwestie overmatige aandacht krijgen.

De VRM oordeelt dat de omroeporganisatie de limieten overschrijdt van de aandacht die in geval van productplaatsing mag worden besteed. Er is wel degelijk sprake van overmatige aandacht, een vaststelling waarin de omroeporganisatie in haar verweer overigens zelf meegaat.

Bovendien is er ook sprake van een rechtstreeks aansporing naar de kijker toe tot het aankopen of huren van de betrokken goederen of diensten. Ook dit wordt door de omroeporganisatie in haar verweer erkend.

De omroeporganisatie heeft de voorwaarden voor het uitzenden van productplaatsing dan ook niet nageleefd.

Sluikreclame

DPG Media stelt het programma voor als een informatief programma, waarin de presentatoren de vragen van de kijker onderzoeken en ‘kenners’ opzoeken voor de beantwoording ervan. De VRM oordeelt echter dat DPG Media de kijkers hierdoor op het verkeerde been zet en hen systematisch misleidt omtrent het karakter van het programma, dat in essentie wordt geproduceerd ten behoeve en in opdracht van bedrijven en ondernemingen, die hierin hun eigen activiteiten, merken, producten, diensten voor een publiek willen bekendmaken en promoten.

De VRM oordeelt dat het programma in zijn totaliteit gericht is op de bevordering van consumptie. Er is voldaan aan de decretale definitie van sluikreclame. De VRM meent dat DPG Media systematisch op een misleidende manier zelf volledige medewerking verleent aan de promotie van handelsgoederen en diensten binnen een programma(reeks).

Bijgevolg heeft DPG Media ook een inbreuk begaan op artikel 54 van het Mediadecreet dat stelt dat sluikreclame verboden is.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat inbreuken op de voorwaarden m.b.t. productplaatsing en sluikreclame respectievelijke ernstige en zeer ernstige inbreuken zijn.

De VRM houdt evenzeer rekening met volgende elementen:

  • de omroeporganisatie werd in het verleden voor vergelijkbare inbreuken m.b.t productplaatsing gesanctioneerd met een administratieve geldboete
  • het gaat over zes aflevering van het programma
  • het programma werd niet in prime time uitgezonden

De VRM besluit een administratieve geldboete van 15.000 euro op te leggen.

In vier beslissingen sanctioneert de VRM het ontbreken van het logo dat gedurende de hele uitzending van commerciële communicatie voor suikerhoudend snoepgoed moet worden getoond (beslissing 2023/008 – 2023/034 – 2023/035 – 2023/036).

In de eerste twee beslissingen wordt de inbreuk telkens met een waarschuwing gesanctioneerd (beslissing 2023/008 – 2023/034).
In de laatste twee beslissingen wordt elke keer een administratieve geldboete van 2.500 euro opgelegd omdat de omroeporganisatie reeds eerder op het jaar voor een identieke overtreding werd gewaarschuwd (beslissing 2023/035 – 2023/036).

Tot slot oordeelde de VRM in twee beslissingen dat een sponsorvermelding niet beantwoordt aan de definitie van sponsoring omdat in de vermelding werd aangezet tot consumptie (beslissing 2023/049 – 2023/050).
Het gaat in beide beslissingen over dezelfde sponsorvermelding uitgezonden door dezelfde omroeporganisatie maar in verschillende omroepprogramma’s.

Het betreft een sponsorvermelding uitgezonden voor een keten van fietsenwinkels die volgens de onderzoekscel door de duidelijke en gebiedende aansporing om langs te komen in de winkel, advies te verkrijgen van een verkoper én een e-bike op maat te verkrijgen, promotionele elementen bevat die aansporen tot consumptie.
De boodschap gaat verder dan het geven van meer bekendheid aan een product of een imago-ondersteunende boodschap, waartoe een sponsorvermelding zich overeenkomstig het Mediadecreet dient te beperken.

Eén van de voorwaarden waaraan een sponsorvermelding dient te voldoen, bepaalt dat zij niet rechtstreeks mag aansporen tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door die goederen of diensten specifiek aan te prijzen. Hierbij heeft de decreetgever meermaals toegelicht dat een sponsorvermelding zich op promotioneel vlak bijgevolg moet beperken tot het verhogen van naam-, merk- of productbekendheid.

De omroeporganisatie erkent dat de vermelding “Kom eens langs voor advies van onze experts. En een e-bike op jouw maat” rechtstreeks aanspoort tot consumptie, waardoor de sponsorboodschap in strijd is met artikel 91 van het Mediadecreet.

De VRM besluit dat de betrokken sponsorvermeldingen een wervend karakter hebben, de kijker rechtstreeks aansporen tot aankoop en niet beantwoorden aan de bepalingen van artikel 2, 41°, van het Mediadecreet.

Bijgevolg heeft de omroeporganisatie inbreuken begaan op artikel 91, eerste lid, 2°, van het Mediadecreet.
Bij het bepalen van de sanctie wordt rekening gehouden met het gegeven dat bij de omroeporganisatie reeds herhaaldelijk gelijkaardige inbreuken werden vastgesteld die met een administratieve geldboete werden gesanctioneerd. Anderzijds houdt de VRM ook rekening met het beperkte bereik en marktaandeel van beide omroepprogramma’s.

De VRM besluit in beide gevallen telkens een administratieve geldboete van 10.000 euro op te leggen.

3.1.3. Productplaatsing

Bij productplaatsing geven het rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen en diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen en het besteden van overmatige aandacht (beslissing 2023/048 – 2023/054) aanleiding tot twee beslissingen omtrent productplaatsing.

In 2023 hebben beide beslissingen inzake overmatige aandacht, en productplaatsing in het algemeen, opnieuw betrekking op een grote commerciële televisieomroeporganisatie. Beide beslissingen sanctioneren telkens met een administratieve geldboete variërend van 15.000 tot zelfs 25.000 euro, zij het wel omdat er in die laatste zaak sprake is van meerdere inbreuken op het Mediadecreet die dan nog een recidive inhouden (zie ook hoger onder punt 3.1.2.).

3.1.4. Sponsorvermeldingen

In 2023 blijft de trend inzake beslissingen over sponsorvermeldingen die niet beantwoorden aan de definitie van sponsoring omdat in de vermelding werd aangezet tot consumptie stabiel. De VRM diende zich slechts twee keer over dergelijke zaken te buigen (zie ook hoger onder punt 3.1.2.).

In beide gevallen oordeelde de VRM dat er wel degelijk sprake was van een inbreuk op het Mediadecreet en werd een administratieve geldboete opgelegd (2023/049 – 2023/050).

3.1.5. Herkenbaarheid van commerciële communicatie

In 2023 situeerde zich de aandacht voor herkenbaarheid van commerciële communicatie uitsluitend op het vlak van de content creators.

De herziene Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten werd in 2021 omgezet in het Vlaamse Mediadecreet. Hierdoor kunnen kanalen en profielen op sociale mediadiensten zoals Youtube, Instagram en Tiktok ook beschouwd worden als audiovisuele mediadiensten of omroepdiensten. Bijgevolg moeten ook de bepalingen uit het Mediadecreet met betrekking tot commerciële communicatie nageleefd worden.

Zo bepaalt artikel 53 van het Mediadecreet dat commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut gemakkelijk als zodanig herkenbaar moeten zijn. Dit geldt dus ook voor content creators, influencers en vloggers die onder de definitie vallen van omroeporganisatie.

Naar aanleiding van de omzetting van de herziene Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten in het Mediadecreet, en de (mogelijke) gevolgen hiervan voor personen die video’s op sociale media plaatsen, heeft de VRM in december 2021 het Content Creator Protocol (CCP) op zijn website gepubliceerd. Dit CCP werd nadien ook nader toegelicht op een webinar, door middel van informatievergaderingen en via persoonlijke contactopname.

In het CCP worden aanwijzingen gegeven voor het duidelijk herkenbaar maken van commerciële communicatie voor volgers en kijkers. De VRM dient echter steeds in concreto, geval per geval, te beoordelen of commerciële communicatie al dan niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar is.

Zo is er volgens het CCP sprake van commerciële communicatie in volgende situatie:

  1. Je vermeldt (visueel en/of auditief) een merk, bedrijf, product of een dienst in je video.
    EN
  2. Je ontvangt een voordeel van het bedrijf achter dit merk, product of dienst.

Een voordeel kan bijvoorbeeld zijn: een betaling, een gratis of met korting gekregen product (make-up, verzorgingsproducten, juwelen, kleding, games, mobiele telefoons, speelgoed, …) bruikleen (auto’s, …), eten, drinken, restaurantbezoeken, hotelovernachtingen, reizen, evenementen, unieke ervaringen, cadeaubonnen, een commissie via affiliate link, …

Wanneer een video commerciële communicatie bevat, moet de commerciële communicatie duidelijk herkenbaar worden gemaakt voor volgers en kijkers. Dit gebeurt door volgende drie stappen:

  1. Label je commerciële communicatie met ‘advertentie’ of ‘publiciteit’ aan het begin van je beschrijving
  2. Tag je partner (s): @partner
  3. Geef binnen het platformsysteem aan dat jouw video commerciële communicatie bevat.

In 2022 heeft de VRM zich voor het eerst uitgesproken over de herkenbaarheid van commerciële communicatie bij wat men doorgaans ‘influencers’ of ‘vloggers’ noemt, of nog ‘content creators’. De VRM is daarbij in de drie gevallen sanctionerend opgetreden en heeft de ‘content creators’ gewaarschuwd omdat deze regelgeving nieuw is voor content creators, influencers en vloggers en de niet-naleving ervan voor het eerst door de VRM wordt gesanctioneerd.

In 2023 heeft de VRM in diezelfde zin twintig beslissingen genomen waarbij de content creators negentien keer gewaarschuwd werden (2023/010 – 2023/011 – 2023/027 – 2023/028 – 2023/029 – 0203/030 – 2023/038 – 2023/039 – 2023/040 – 2023/041 – 2023/042 – 2023/043 – 2023/044 – 2023/045 – 2023/046 – 2023/047 – 2023/051 – 2023/052 – 2023/053).

In één van de laatste beslissingen van 2023 heeft de VRM een eerste content creator gesanctioneerd met een administratieve geldboete van 2.000 euro omdat er in dit geval sprake van recidive is (beslissing 2023/057).

In die zaak heeft de onderzoekscel van de VRM de online video’s van Sarah Puttemans op de platformdiensten Instagram, TikTok en Youtube aan de onderzoek onderworpen in de periode 5 september – 3 oktober 2023.

Aanleiding voor het onderzoek waren indicaties dat commerciële communicatie niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar werd gemaakt in door Sarah Puttemans online geplaatste video’s op deze platformen, zoals reeds eerder ook werd vastgesteld bij VRM-beslissing 2022/038 (14 november 2022).

Bij dit nieuwe onderzoek werd de commerciële communicatie in de online geplaatste video’s getoetst aan de herkenbaarheidsvereiste uit artikel 53 van het Mediadecreet. Daarbij werden de drie stappen van het Content Creator Protocol (CCP) overlopen.

De onderzoekscel meent dat 3 video’s commerciële communicatie bevatten. De producten, diensten of merken worden gepromoot, waarvoor Sarah Puttemans een betaling en/of een ander voordeel of vergoeding ontving.

Volgens de onderzoekscel van de VRM is de commerciële communicatie in deze drie video’s niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar gemaakt voor de kijkers. De onderzoekscel van de VRM besluit dan ook dat Sarah Puttemans meermaals een inbreuk op artikel 53 van het Mediadecreet begaat.

De VRM stelt vast dat Sarah Puttemans niet ontkent dat er in twee video’s sprake is van commerciële communicatie en zij door de betroffen merken werd uitgenodigd naar hun events waarbij ze onder meer ook beroep kon doen op hun ‘make-up artists’.

Bij een derde video betwist ze dat er sprake is van commerciële communicatie. De VRM stelt vast dat uit haar schriftelijke opmerkingen blijkt dat dit echter wel degelijk het geval is. Ze werd namelijk uitgenodigd om een event gratis bij te wonen. Dit volstaat om te kunnen spreken van het ontvangen van een voordeel (of “soortgelijke vergoeding” in de zin van artikel 2, 5°, van het Mediadecreet). Video’s die het evenement (ook onrechtstreeks) promoten, bevatten dus commerciële communicatie. Een financiële vergoeding is daarvoor niet vereist.

Uit beelden blijkt verder dat bij de drie video’s de aanwezige commerciële communicatie niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar werd gemaakt, hetgeen door Sarah Puttemans ook werd toegegeven bij twee video’s.

De VRM besluit dat Sarah Puttemans bij drie video’s die zij tijdens de onderzochte periode online heeft geplaatst (Youtube en TikTok) commerciële communicatie niet als dusdanig gemakkelijk herkenbaar heeft gemaakt. Hierdoor heeft zij de bepalingen van artikel 53 van het Mediadecreet geschonden.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM enerzijds rekening met het gegeven dat de vastgestelde feiten en tekortkomingen veeleer beperkt zijn en dat Sarah Puttemans reeds maatregelen heeft genomen om de inbreuken bij 2 video’s te remediëren.

Anderzijds is het niet duidelijk herkenbaar maken van commerciële communicatie een ernstige inbreuk. Bovendien werd Sarah Puttemans reeds eerder (beslissing 2022/038 – 14 november 2022) gewaarschuwd voor soortgelijke inbreuken. Ze was aldus op de hoogte van de geldende regelgeving en er is dan ook sprake van recidive. Verder hebben twee van de besproken video’s Sarah Puttemans ook aanzienlijke voordelen opgeleverd.

De VRM besluit dan ook een administratieve geldboete van 2.000 euro op te leggen.

[40] Zie hieromtrent onder meer artikel 157, §§ 2 en 4, van het Mediadecreet en het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken, bekrachtigd bij decreet van 26 april 2019, (hierna : het Uitvoeringsbesluit).