3.1. Algemene bespreking van de beslissingen

Voor het vijfde jaar op rij vormen de beslissingen in radio-gerelateerde zaken de meerderheid van de beslissingen van de algemene kamer van de VRM en niet de beslissingen over commerciële communicatie. Daarbij wordt wel opgemerkt dat het aantal radio-gerelateerde beslissingen in 2022 is gedaald terwijl het aantal beslissingen over commerciële communicatie daarentegen status quo is gebleven. In 2022 heeft de VRM nog maar enkele beslissingen genomen in dossiers van radio-omroeporganisaties die hun erkenningsdossier en de regelgeving ter zake niet naleven. Het gaat daarbij telkens om “opvolg-beslissingen” in klachtdossiers die vóór 2022 zijn opgestart.

3.1.1. Drieëntwintig beslissingen handelen in 2022 niet over commerciële communicatie

Er zijn vijftien beslissingen genomen in radio-gerelateerde zaken.

De VRM nam vier beslissingen in opvolging van twee klachtdossiers gestart in 2021 (beslissing 2022/004 - 2022/008 – 2022/028 – 2022/039). Deze twee klachtdossiers betroffen telkens de erkenning van een andere erkende radio-omroeporganisatie.

De eerste klacht resulteerde in de stopzetting van de procedure omdat de VRM de erkenning van de aangeklaagde radio-omroeporganisatie intussen al bij een eerdere beslissing had opgeheven (beslissing 2022/004).
De tweede klacht leidde in 2022 uiteindelijk ook tot de opheffing van de erkenning van de aangeklaagde radio-omroeporganisatie omdat zij na drie ingebrekestellingen nog steeds geen uitzendingen verzorgde die overeenstemmen met de erkenningsvoorwaarden (beslissing 2022/008 – 2022/028 – 2022/039).

De VRM nam één beslissing in een nieuw klachtendossier. De klager diende klacht in tegen vijf andere lokale radio-omroeporganisaties wegens storingen (beslissing 2022/005).

De onderzoekscel van de VRM rapporteert over de resultaten van de verschillende controles die zijn uitgevoerd bij de vijf betrokken lokale radio-omroeporganisaties. Uit die vaststellingen, gebaseerd op meetonderzoeken op verschillende data gespreid over meerdere maanden, kan niet worden afgeleid dat er storingen worden veroorzaakt door de uitzendingen van de vijf lokale radio-omroeporganisaties op de uitzendingen van de klager.

De VRM acht de storingen door uitzendingen van deze vijf lokale radio-omroeporganisaties ten aanzien van de klagende partij bijgevolg niet bewezen.

De klacht wordt dan ook ontvankelijk doch ongegrond verklaard.

De overige tien beslissingen zijn genomen na het ambtshalve opstarten van een procedure.

Zeven beslissingen zijn genomen in drie procedures in het kader van de controle op het ongebruikt laten van de toegewezen zendmogelijkheden na het verkrijgen van een erkenning. Deze drie procedures werden stopgezet omdat de betrokken radio’s alsnog zijn beginnen uitzenden (beslissing 2022/024 – 2022/029 – 2022/030).

In drie beslissingen sanctioneert de VRM telkens een lokale radio-omroeporganisatie wegens het niet naleven van de bepalingen van de zendvergunning, zoals uitzenden vanop een niet-vergunde locatie, met een veelvoud van het vergunde vermogen, met een niet-vergunde zender of met een niet-vergunde antenneconfiguratie. De inbreuk wordt in iedere beslissing bestraft met een administratieve geldboete van 750 euro (beslissing 2022/006 – 2022/010 – 2022/022).

In het kader van de stimuleringsregeling voor investeringsverplichting in de audiovisuele sector nam de VRM ook in 2022 zeven beslissingen.

In het kader van de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector verplicht artikel 184/1 van het Mediadecreet dienstenverdelers deel te nemen aan de productie voor audiovisuele diensten. De coproductieprojecten worden voor beoordeling van de ontvankelijkheid en de erkenning aan de VRM voorgelegd. In 2022 heeft de VRM de zes ingediende producties als coproductieproject erkend (beslissing 2022/013 –2022/014 – 2022/015 - 2022/016 – 2022/017 – 2022/018).

Sinds 2019 worden ook de particuliere niet-lineaire televisie-omroeporganisaties aan een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector onderworpen. Deze verplichting tot deelname aan de stimulering van de productie van Vlaamse audiovisuele werken is ook van toepassing op niet-lineaire televisie-omroeporganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en een aanbod hebben van niet-lineaire televisiediensten gericht op het Nederlandstalig grondgebied. [39] In het kader van deze regelgeving erkende de VRM bij beslissing 2022/012 één coproductieproject.

Tot slot leidt één beslissing van 2022 tot de opheffing van de licentie van NV Norkring België voor het aanbieden van een televisieomroepnetwerk, voor wat betreft drie frequentiekanalen (beslissing 2022/027).[40]

Bij VRM-beslissing 2009-051 werd aan NV Norkring België een licentie voor het aanbieden van een televisieomroepnetwerk toegekend, dit voor een termijn van vijftien jaar.
Deze 7 pakketten van digitale frequenties (waaronder de frequentiekanalen 49, 53 en 59) maakten deel uit van het digitaal frequentieplan, goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de vaststelling van het digitaal frequentieplan voor aanbieders van radio- en televisieomroepnetwerken.

Artikel 201, § 2, tweede lid, van het Mediadecreet bepaalt dat de frequentieblokken en -kanalen uit het digitaal frequentieplan, die geheel of gedeeltelijk zijn toegekend aan de aanbieder van een etheromroepnetwerk, kunnen worden ingetrokken, vervangen of gewijzigd ten gevolge van internationale of Europese regelgeving en verplichtingen.

Bij een besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2022, werden de frequentiekanalen 49, 53 en 59 opgeheven uit het digitaal frequentieplan. Deze frequentiekanalen (die behoren tot de 700MHz-band) kunnen ten gevolge van Europese regelgeving en verplichtingen namelijk niet langer gebruikt worden voor omroeptransmissie door de Vlaamse Gemeenschap en zullen gebruikt worden voor mobiele breedbanddiensten waarvoor de federale overheid de frequenties toekent.

Ingevolge het verdwijnen van de rechtsbasis (door het reeds vermelde besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2022), kan NV Norkring België geen gebruik meer maken van de kanalen 49, 53 en 59 voor het aanbieden van een televisieomroepnetwerk. De VRM heft bijgevolg de licentie, voor wat betreft die drie kanalen, op.

3.1.2. In 2022 hebben veertien beslissingen van de VRM betrekking op commerciële communicatie. De sancties waarmee de inbreuken daarbij gesanctioneerd worden, variëren van een waarschuwing tot administratieve geldboetes.

In 2022 zijn twee klachten ingediend die commerciële communicatie als voorwerp hadden (beslissing 2022/007 – 2022/033). Het draaide telkens om reclame uitgezonden door de VRT. Eén klacht werd ongegrond verklaard (beslissing 2022/007), de andere klacht werd gegrond verklaard (beslissing 2022/033).

In beslissing 2022/007 stelt de klager dat bij het luisteren naar de radio via een internetradio, telkens hij afstemt op een ander VRT-kanaal of wanneer de Wi-Fi-connectie wegvalt en zich herstelt, eerst een ‘commercial’ wordt afgespeeld. De klager wenst eenzelfde ervaring als bij het luisteren naar radio via FM en DAB en vraagt of deze vorm van reclame verboden kan worden.

Beoordeling door de VRM:

Als uitgangpunt, dat ook het Mediadecreet hanteert, geldt de vrijheid van expressie en informatie en ook de vrijheid van uitzenden van commerciële communicatie, zoals respectievelijk uitgedrukt in artikel 37 en bevestigd in artikel 48 van het Mediadecreet.
Eventuele beperkingen of uitzonderingen op dit principe moeten expliciet in de regelgeving zijn opgenomen of voorzien.

Bij gebrek aan bepalingen in het Mediadecreet die de aangeklaagde commerciële communicatie zouden verbieden, meent de VRM dat geen schending van het Mediadecreet kan worden vastgesteld.

Bijgevolg wordt de klacht tegen VRT ongegrond verklaard.

In beslissing 2022/033 buigt de VRM zich over een klacht volgens dewelke reclamespots worden getoond voorafgaand aan de live-uitzendingen via VRTNU. De klager geeft aan dat wie de live-uitzendingen van de VRT volgt via VRTNU (intussen gewijzigd in VRT MAX) meestal niet onmiddellijk kan aansluiten omdat een reclamespot van 15 tot 20 seconden wordt getoond.

De klager is van oordeel dat het Mediadecreet expliciet stelt dat de VRT geen reclame mag brengen, met uitzondering van radioreclame en van reclame gericht op zelfpromotie. Volgens de klager is er ook sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel omdat kijkers via een “Telenet-, TV-Vlaanderen- of Proximusabonnement” geen tijdelijke blokkering van de livestream ervaren door het inlassen van reclamespots.

Artikel 50 van het Mediadecreet legt de omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap een verbod op om reclame te brengen, behalve in het geval van radioreclame en reclame die gericht is op zelfpromotie. De voorliggende klacht heeft geen betrekking op reclame bij radio-uitzendingen (via internet) en uit het verweer van de VRT blijkt dat ze de getoonde spots niet kwalificeert als zelfpromotie. De twee uitzonderingen op het verbod voor de omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap om reclame te brengen, zijn in deze zaak niet van toepassing.

De kijker die ervoor kiest om “live” naar de televisie-uitzendingen van de VRT via VRT MAX te kijken, kan de audiovisuele programma’s uitsluitend gelijktijdig bekijken op basis van een programmaschema. Dit komt overeen met de definitie van een lineaire televisiedienst in het Mediadecreet. In voorliggend geval blijkt de lineaire omroepdienst te starten met een commerciële boodschap die wel degelijk in de lineaire omroepdienst vervat zit.

De VRM besluit dat de commerciële boodschappen, uitgezonden bij de livestream-televisie-uitzendingen op VRT MAX, beantwoorden aan de decretale definitie van reclame. Zij vallen bijgevolg onder de verbodsbepaling van artikel 50 van het Mediadecreet en vormen geen toegelaten andere vorm van commerciële communicatie overeenkomstig artikel 48 van het Mediadecreet.

Omdat de VRM zich voor het eerst uitspreekt over commerciële boodschappen uitgezonden bij het “live kijken” op VRT MAX, is een waarschuwing een gepaste sanctie.

De overige twaalf beslissingen zijn het resultaat van ambtshalve procedures op tegenspraak.

In 2022 heeft de VRM opnieuw een beslissing over beïnvloeding en aantasting van de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van een omroeporganisatie door een programmasponsor genomen (beslissing 2022/035).

De VRM controleerde de lineaire uitzendingen van de reeks ‘Topmakelaars’ (Play4 – zes afleveringen uitgezonden in juni – juli 2022).

Het betreft een gesponsord programma, met ERA (een samenwerkingsverband van makelaars in residentieel vastgoed) als structurele sponsor. De kijkers worden hier op passende wijze op gewezen. Dit gebeurt door het tonen van een sponsorboodschap bij elke lineaire aflevering en door de visuele vermelding ‘Met dank aan ERA’ aan het einde van elke aflevering.

Wat de inhoud van dit gesponsorde programma betreft, blijkt dat de tien makelaars die in Topmakelaars worden gevolgd, allemaal uit het ERA-netwerk komen en het programma bijgevolg exclusief in het teken van ERA staat.

Eén van de voorwaarden waaraan gesponsorde omroepdiensten en programma’s moeten voldoen is dat de inhoud en, in geval van lineaire uitzendingen, de programmering, nooit dusdanig mogen worden beïnvloed door de sponsor dat daardoor de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de omroeporganisatie worden aangetast.

Gelet op het verweer van SBS Belgium, blijkt er volgens de VRM geen redelijke of objectieve inhoudelijke verantwoording te zijn om voor een docureeks over ‘topmakelaars’ alleen maar met ERA-makelaars te werken. Uit het gegeven dat in het programma voortdurend en exclusief ERA-makelaars op een positieve wijze aan bod komen, kan dan ook niet anders dan worden afgeleid dat de overeenkomst met ERA, de redactionele inhoud van het programma op dusdanige wijze heeft beïnvloed, dat de redactionele onafhankelijkheid hierdoor is aangetast.

De verklaring van de producent over de onafhankelijke totstandkoming van het programma, bevestigt dat de redactionele vrijheid bij het maken van ‘Topmakelaars’ op voorhand was ingeperkt tot het kiezen “binnen het ERA netwerk”.

De VRM besluit dat er in de zes afleveringen van het programma ‘Topmakelaars’ sprake is van een duidelijke en verregaande beïnvloeding door de programmasponsor van de inhoud, waardoor de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de omroeporganisatie werd aangetast. Bijgevolg heeft NV SBS Belgium de bepalingen van artikel 91, 1°, van het Mediadecreet geschonden.

Bij het bepalen van de sanctie kan de VRM niet voorbijgaan aan de ernst van de inbreuk, het feit dat deze inbreuk plaats vond doorheen zes afleveringen, die in prime time werd uitgezonden, waarbij een groot aantal kijkers werd bereikt. Anderzijds wordt rekening gehouden met het gegeven dat een voorgaande gelijkaardige inbreuk van nv SBS Belgium al dateert van 2019 (beslissing 2019-003: Beïnvloeding programmasponsor ‘De Slimste Mens ter Wereld).

De VRM besluit een administratieve geldboete van 20.000 euro op te leggen.

Het afgelopen jaar heeft de VRM geen overschrijding van het toegelaten percentage zendtijd besteed aan televisiereclame- en telewinkelspots vastgesteld maar wel opnieuw een overschrijding van de maximale duur van één en/of meer sponsorvermeldingen gesanctioneerd (beslissing 2022/034).

Verder diende de VRM zich in 2022 ook opnieuw uit te spreken over de verplichting tot herkenbaarheid van reclame. Beslissing 2022/002 behandelt de uitzending van een aankondigingsspot voor een programma dat bestaat uit publi-reportages. In de aankondigingsspot staat een fietsenwinkel centraal. De aankondigingsspot duurt ongeveer 25 seconden en bestaat volledig uit beelden van de betreffende fietsenzaak en het aanbod ervan. De spot bestaat ook uit een auditieve aaneenschakeling van aanprijzingen.

De aankondigingsspot kan volgens de VRM niet beschouwd worden als een aankondigingsspot voor een (eigen) programma of als zelfpromotie. Doordat de spot oproept om te kijken naar een publi-reportage over een fietsenwinkel en die handelszaak ook in de spot zelf wordt aangeprezen, gaat het dus niet om een zelfpromotiespot, maar om een reclamespot die binnen een reclameblok moet worden uitgezonden.
Daaruit besluit de VRM dat de omroeporganisatie een inbreuk heeft begaan op de verplichting tot herkenbaarheid van reclame.

In beslissing 2022/003 stelt de VRM echter geen inbreuk vast en oordeelt dat hier sprake was van zelfpromotie.

Het ontbreken van het logo voor sponsoridentificatie werd in 2022 twee keer gesanctioneerd met een administratieve geldboete, vooral omwille van gelijkaardige of zelfs identieke inbreuken (2022/002 – 2022/023).

Verder kunnen de beslissingen in volgorde van grootte in drie groepen worden onderverdeeld : de regels in verband met productplaatsing (beslissing 2022/009 – 2022/023 - 2022/040 - 2022/041), sponsorvermeldingen die aanzetten tot consumptie (beslissing 2022/001 - 2022/002) en herkenbaarheid van commerciële communicatie (beslissing 2022/036 – 2022/037 – 2022/038).

3.1.3. Productplaatsing

Bij productplaatsing geeft, behalve het ontbreken van het PP-logo (2022/009) en het rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen en diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen (beslissing 2022/023), het besteden van overmatige aandacht (beslissing 2022/023 – 2022/040 – 2022/041) aanleiding tot een beslissing omtrent productplaatsing.

In 2022 heeft daarbij geen van de drie beslissingen inzake overmatige aandacht betrekking op een grote (commerciële) televisieomroeporganisatie. Deze drie beslissingen sanctioneren uitsluitend regionale televisieomroeporganisaties, telkens met een administratieve geldboete variërend van 500 tot zelfs 3.000 euro, en dat omwille van recidive.

3.1.4. Sponsorvermeldingen

In 2022 zet de dalende trend inzake beslissingen over sponsorvermeldingen die niet beantwoorden aan de definitie van sponsoring omdat in de vermelding werd aangezet tot consumptie, zich verder (zie hoger punt 3.1.2.). De VRM diende zich slechts twee keer over dergelijke zaken te buigen.

In beide gevallen oordeelde de VRM dat er sprake was van een inbreuk op het Mediadecreet en werd een administratieve geldboete opgelegd (2022/001 – 2022/002).

3.1.5. Herkenbaarheid van commerciële communicatie

De VRM blijft hier aandacht voor hebben, of het nu gaat om reclame/publireportage (beslissing 2022/002 – 2022/003) of sponsoridentificatie (beslissing 2022/002 – 2022/023) of PP-logo (2022/009) of commerciële communicatie in het algemeen (2022/036 – 2022/037 – 2022/038).

Het gegeven dat er bij de kijkers/luisteraars verwarring kan ontstaan tussen commerciële communicatie en redactionele inhoud, is daarbij de voornaamste bezorgdheid maar hoeft daarom niet altijd uit te monden in een sanctionerende beslissing. Zo komt de VRM in beslissing 2022/003 tot het besluit dat de omroeporganisatie het scheidingsprincipe tussen reclame en redactionele inhoud wel degelijk heeft gerespecteerd.

In 2022 heeft de VRM zich voor het eerst uitgesproken over de herkenbaarheid van commerciële communicatie bij wat men doorgaans ‘influencers’ of ‘vloggers’ noemt, of nog ‘content creators’. De VRM is in de drie gevallen sanctionerend opgetreden en heeft de ‘content creators’ gewaarschuwd omdat deze regelgeving nieuw is voor content creators, influencers en vloggers en de niet-naleving ervan voor het eerst door de VRM wordt gesanctioneerd (beslissing 2022/036 – 2022/037 – 2022/038).

De herziene Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten werd in 2021 omgezet in het Vlaamse Mediadecreet. Hierdoor kunnen kanalen en profielen op sociale mediadiensten zoals Youtube, Instagram en Tiktok ook beschouwd worden als audiovisuele mediadiensten of omroepdiensten.

Bijgevolg moeten ook de bepalingen uit het Mediadecreet met betrekking tot commerciële communicatie nageleefd worden.

Zo bepaalt artikel 53 van het Mediadecreet dat commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut gemakkelijk als zodanig herkenbaar moeten zijn. Dit geldt dus ook voor content creators, influencers en vloggers die onder de definitie vallen van omroeporganisatie.

Zoals bepaald door de algemene kamer van de VRM op de vergadering van 27 september 2021 is er sprake van duidelijk herkenbare aanduiding indien volgende drie elementen cumulatief aanwezig zijn in elke video:

  1. Het woord “advertentie” of “publiciteit” staat aan het begin van de beschrijving
  2. Het merk, product of dienst is getagd aan het begin van de beschrijving
  3. De disclaimer feature voor het gebruik van commerciële communicatie van de platformdienst werd geactiveerd bij het uploaden van de video.

Naar aanleiding van de omzetting van de herziene Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten in het Mediadecreet, en de (mogelijke) gevolgen hiervan voor personen die video’s op sociale media plaatsen, heeft de VRM in december 2021 het Content Creator Protocol (CCP) op zijn website gepubliceerd. Dit CCP werd nadien ook nader toegelicht op een webinar, door middel van informatievergaderingen en via persoonlijke contactopname (zoals ook hier bij de drie betrokken influencers, vloggers of content creators het geval was).

In het CCP worden aanwijzingen gegeven voor het duidelijk herkenbaar maken van commerciële communicatie voor volgers en kijkers. De VRM dient echter steeds in concreto, geval per geval, te beoordelen of commerciële communicatie al dan niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar is.

Zo is er volgens het CCP sprake van commerciële communicatie in volgende situatie:

  1. Je vermeldt (visueel en/of auditief) een merk, bedrijf, product of een dienst in je video.
    EN
  2. Je ontvangt een voordeel van het bedrijf achter dit merk, product of dienst.

Een voordeel kan bijvoorbeeld zijn: een betaling, een gratis of met korting gekregen product (make-up, verzorgingsproducten, juwelen, kleding, games, mobiele telefoons, speelgoed, …) bruikleen (auto’s, …), eten, drinken, restaurantbezoeken, hotelovernachtingen, reizen, evenementen, unieke ervaringen, cadeaubonnen, een commissie via affiliate link, …

Wanneer een video commerciële communicatie bevat, moet de commerciële communicatie duidelijk herkenbaar worden gemaakt voor volgers en kijkers. Dit gebeurt door volgende drie stappen:

  1. Label je commerciële communicatie met ‘advertentie’ of ‘publiciteit’ aan het begin van je beschrijving
  2. Tag je partner (s): @partner
  3. Geef binnen het platformsysteem aan dat jouw video commerciële communicatie bevat.

In de drie beslissingen komt de VRM tot het besluit dat de drie content creators (of influencers of vloggers) moeten gekwalificeerd worden als een Vlaamse omroeporganisatie, die bijgevolg onderworpen zijn aan de verplichtingen uit het Mediadecreet. Volgens de VRM bieden zij verschillende niet-lineaire televisiediensten aan omdat die diensten met name een economisch karakter hebben : er worden inkomsten verworven door de activiteiten die uitgeoefend worden op deze diensten. Er is sprake van redactionele verantwoordelijkheid: elke van de drie content creators oefent effectieve controle uit op de keuze van de video’s en de organisatie ervan. Het hoofddoel van de dienst bestaat erin om audiovisuele programma’s te leveren voor het algemene publiek: de video’s worden openbaar online geplaatst voor het algemene publiek, ter informatie, vermaak, educatie of met culturele inslag door middel van elektronische communicatienetwerken.

In beslissing 2022/036 controleerde de VRM de online video’s van Steffi Mercie op Youtube, Instagram en TikTok (21 augustus 2022 – 21 september 2022).

Voordien werd Steffi Mercie reeds verschillende malen gecontacteerd door de onderzoekscel van de VRM, naar aanleiding van door haar online geplaatste video’s waarin mogelijk commerciële communicatie niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar werd gemaakt.

Op haar Instagram en Tiktok-profiel werden tijdens de onderzochte periode in totaal honderdachtentwintig video’s online geplaatst.

In veertien van deze onderzochte video’s is commerciële communicatie aanwezig die niet als dusdanig gemakkelijk herkenbaar werd gemaakt voor de kijkers. Zo werd in bepaalde video’s geen melding gemaakt van het gebruik van commerciële communicatie. In andere video’s werd wel enige notie gemaakt van de aanwezigheid van commerciële communicatie, maar onvoldoende om gemakkelijk als dusdanig herkenbaar te zijn.

De in het Content Creator Protocol voorgestelde stappen om commerciële communicatie gemakkelijk als zodanig herkenbaar te maken werden dus niet, niet volledig of foutief uitgevoerd.

Bij het bepalen van de sanctie wordt rekening gehouden met het gegeven dat deze regelgeving nieuw is voor content creators, influencers en vloggers (ook al werden zij reeds uitvoerig geïnformeerd) en de niet-naleving ervan voor het eerst door de VRM wordt gesanctioneerd.

De VRM besluit Steffi Mercie te waarschuwen voor deze inbreuken op het Mediadecreet.

In beslissing 2022/037 controleerde de VRM de online video’s van Maximiliaan Verheyen op Youtube, Instagram en TikTok (21 augustus 2022 – 21 september 2022).

Voordien werd Maximiliaan Verheyen reeds verschillende malen gecontacteerd door de onderzoekscel van de VRM, naar aanleiding van door hem online geplaatste video’s waarin mogelijk commerciële communicatie niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar werd gemaakt.

Op zijn Youtube, Instagram en Tiktok-profiel werden tijdens de onderzochte periode in totaal vierentachtig video’s online geplaatst.

In acht van deze onderzochte video’s is commerciële communicatie aanwezig die niet als dusdanig gemakkelijk herkenbaar werd gemaakt voor de kijkers. Zo werd in bepaalde video’s geen melding gemaakt van het gebruik van commerciële communicatie. In een andere video werd wel enige notie gemaakt van de aanwezigheid van commerciële communicatie, maar onvoldoende om gemakkelijk als dusdanig herkenbaar te zijn.

De in het Content Creator Protocol voorgestelde stappen om commerciële communicatie gemakkelijk als zodanig herkenbaar te maken werden dus niet, niet volledig of foutief uitgevoerd.

Bij het bepalen van de sanctie wordt rekening gehouden met het gegeven dat deze regelgeving nieuw is voor content creators, influencers en vloggers (ook al werden zij reeds uitvoerig geïnformeerd) en de niet-naleving ervan voor het eerst door de VRM wordt gesanctioneerd.

De VRM besluit Maximiliaan Verheyen te waarschuwen voor deze inbreuken op het Mediadecreet.

In beslissing 2022/038 controleerde de VRM de online video’s van Sarah Puttemans op Youtube, Instagram en TikTok (21 augustus 2022 – 21 september 2022).

Voordien werd Sarah Puttemans reeds verschillende malen gecontacteerd door de onderzoekscel van de VRM, naar aanleiding van door haar online geplaatste video’s waarin mogelijk commerciële communicatie niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar werd gemaakt.

Op haar Youtube, Instagram en Tiktok-profiel werden tijdens de onderzochte periode in totaal vierenveertig video’s online geplaatst.

In negen van deze onderzochte video’s is commerciële communicatie aanwezig die niet als dusdanig gemakkelijk herkenbaar werd gemaakt voor de kijkers. Zo werd in bepaalde video’s geen melding gemaakt van het gebruik van commerciële communicatie. In andere video’s werd wel enige notie gemaakt van de aanwezigheid van commerciële communicatie, maar onvoldoende om gemakkelijk als dusdanig herkenbaar te zijn.

De in het Content Creator Protocol voorgestelde stappen om commerciële communicatie gemakkelijk als zodanig herkenbaar te maken werden dus niet, niet volledig of foutief uitgevoerd.

Bij het bepalen van de sanctie wordt rekening gehouden met het gegeven dat deze regelgeving nieuw is voor content creators, influencers en vloggers (ook al werden zij reeds uitvoerig geïnformeerd) en de niet-naleving ervan voor het eerst door de VRM wordt gesanctioneerd.

De VRM besluit Sarah Puttemans te waarschuwen voor deze inbreuken op het Mediadecreet.

[39] Zie hieromtrent onder meer artikel 157, §§ 2 en 4, van het Mediadecreet en het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken, bekrachtigd bij decreet van 26 april 2019, (hierna : het Uitvoeringsbesluit).
[40] Zie ook infra onder 2.2. Vlaamse regelgeving, blz.8