4.4. Beslissing 2020-049: Klacht tegen NV DPG Media (VTM) kennelijk onontvankelijk

De VRM ontving een klacht tegen NV DPG Media. De klacht is gericht tegen de uitzending van VTM Nieuws (21 oktober 2020 – 19u). De klager beklaagt zich hierbij in het bijzonder over de “discriminerende beschrijving van de dader van een verkrachting”.

Opdat een klacht die bij de VRM wordt ingediend ontvankelijk zou zijn, dient deze niet alleen op de correcte wijze ondertekend te zijn door de klager, maar dient de klager ook blijk te geven van een benadeling of een  belang.

Uit het stilzwijgen van de klager en met name het ontbreken van enig antwoord op de vragen om zijn klacht verder te behandelen, kan niet anders dan afgeleid worden dat de klager niet meer volhardt in zijn klacht. Hij geeft dan ook geen blijk meer van een benadeling of belang.

Bijgevolg voldoet de klacht kennelijk niet aan de bepalingen van artikel 219 en 220, § 2, van het Mediadecreet en artikel 12, eerste lid, 3° en 5°, van het Procedurebesluit.

Artikel 12, tweede lid, van het Procedurebesluit bepaalt dat klachten die kennelijk niet voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden onmiddellijk door de voorzitter van de bevoegde kamer in een schriftelijke en met reden omklede beslissing onontvankelijk kunnen worden verklaard.

De klacht wordt bijgevolg kennelijk onontvankelijk verklaard.