3.1.2.3. Analyse op basis van kijkcijfers / abonnee-aantallen

3.1.2.3.1. Productiehuizen

Om de populariteit van het aanbod van de productiehuizen te bestuderen, werd gebruik gemaakt van de top 100 van populairste televisieprogramma’s. Voor elk programma werd nagegaan welk productiehuis (intern of extern) het programma heeft gemaakt. De aflevering van een programma met het hoogst aantal kijkcijfers wordt vergeleken met de kijkcijfers van andere programma’s.

In 2011 waren er 24 productiehuizen die minstens een programma in de top 100 van populairste televisieprogramma’s hadden. In vergelijking met het voorgaande jaar blijkt dat er een grotere diversiteit bestaat wat betreft het aantal productiehuizen aangezien er toen 8 productiehuizen minder in de top 100 voorkwamen.[108]

In vergelijking met het aantal vernoemde productiehuizen in 2009 (26 verschillende productiehuizen) zit 2011 terug ongeveer op hetzelfde niveau.

Figuur: Aantal productiehuizen - aantal top 100 - vermeldingen
Bron: Eigen bewerking op basis van CIM-cijfers (beschrijving afbeelding)


[108]Dit wordt deels verklaard door het succes van 2 programmareeksen die regelmatig de top 100 haalden, nl. “Made in Belgium” van het productiehuis Sultan Sushi en “In godsnaam” van het productiehuis Woestijnvis. Beide programma’s zonden per aflevering een ander onderwerp uit. In tegenstelling tot andere programma’s die slechts één keer vermeld werden - ondanks verschillende succesvolle afleveringen) - werden meerdere afleveringen van deze genoemde programma’s opgelijst in de tabel met “Top 100 programma’s Noord – 2010”. 

Het aantal productiehuizen met meer dan 20 programma’s in de top 100 daalt opnieuw naar 1. Dit komt door het wegvallen van een aantal programmareeksen waardoor het productiehuis Woestijnvis opnieuw terugvalt op 15 producties in de top 100. Dit zorgt er ook voor dat het aantal productiehuizen met 1 programma in de top 100 opnieuw toeneemt tot hetzelfde niveau (11) als in 2009. Productiehuis DeMensen staat met 9 programma’s derde in de top 100. 

Tabel Aantal top 100 vermeldingen - aantal productiehuizen
Aantal top 100 vermeldingen Aantal productiehuizen (2009) Aantal productiehuizen (2010) Aantal productiehuizen (2011)
1 11 3 11
2 8 6 3
tussen 3 en 5 2 3 4
tussen 5 en 10 3 2 4
tussen 10 en 20 1 1 1
meer dan 20 1 2 1

Omdat een top 100 op jaarbasis een vrij beperkte dataset oplevert, werd deze oefening herhaald voor meerdere jaren. Daardoor kon een gemiddelde voor de laatste 9 jaar worden berekend. De 25 best scorende productiehuizen werden verzameld in Tabel 65: Gemiddeld aantal vermeldingen in top 100 per productiehuis. Er moet worden opgemerkt dat top 100-noteringen slechts een deel van de volledige programmatie vertegenwoordigen en aldus louter een indicatie en geen absoluut bewijs geven over de lage graad van concentratie binnen de sector van productiehuizen.

De populariteit van de programma’s van productiehuizen hangt uiteraard ook af van de plaats in het programmaschema en dit wordt bepaald door de zenders. Dit is recent ook gebleken toen populaire Woestijnvisprogramma’s van de VRT-zender Een naar de zender VIER verhuisden.

Uit de tabel blijkt de sterke vertegenwoordiging van producties van het interne productiehuis van de VRT, nl. Het Televisiehuis. Een vierde van de producties in de top 100 wordt intern bij de VRT gemaakt. De onafhankelijke productiehuizen Woestijnvis en Eyeworks volgen op afstand. In vergelijking met de jaren voor 2010 halen meer programma’s van Woestijnvis de top 100. Eyeworks kent een terugval ten opzichte van de periode 2005-2008.

Na een aantal jaren minder interne producties in de top 100 te hebben, produceerde de VMMa dit jaar weer meer programma’s die de top 100 bereikten.

De laatste 3 jaren kende het productiehuis Kanakna een goede periode. 

Tabel 66 : Aantal vermeldingen in top 100 per productiehuis

Tabel 66 : Aantal vermeldingen in top 100 per productiehuis

 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

VRT- Het Televisiehuis

14

17

14

27

24

31

30

33

28

Woestijnvis

4

7

7

10

8

6

6

20

16

DeMensen

3

3

3

4

5

4

4

12

9

buitenlandse productie

6

5

7

4

1

4

16

3

7

Kanakna Productions

1

0

0

0

2

2

7

5

6

Eyeworks

5

8

12

15

14

12

7

3

5

VMMa

9

5

3

2

3

1

1

2

4

FremantleMedia

4

3

4

1

3

2

2

1

3

DED's It Productions

-

-

-

-

-

-

-

2

3

Studio-A

2

2

3

2

1

3

2

3

3

Sultan Sushi

-

-

-

-

-

-

-

5

2

Tévé Company

-

-

-

-

-

-

-

-

2

Menuet

3

2

1

0

1

1

1

-

2

RV Productions

3

3

3

4

4

2

2

2

1

De tv-makers

-

-

-

-

-

-

-

2

1

Endemol België

3

1

2

0

0

0

3

-

1

De Filistijnen

0

1

0

1

1

2

2

2

1

Skyline TV & Film

0

1

0

1

2

1

2

2

1

Blazhoffski

-

-

-

-

-

-

-

-

1

Koeken Troef

-

-

-

-

-

-

-

1

1

Sputnik TV

0

1

2

1

2

0

1

-

1

Elisabeth NV

-

-

-

-

-

-

-

-

1

Hotel Hungaria

-

-

-

-

-

-

-

-

1

MMG

-

-

-

-

-

-

2

-

-

Primo Piano Productions

-

-

-

-

-

-

2

-

-

D&D Productions

2

3

3

0

2

0

-

-

-

Jok Foe

1

2

2

3

1

1

-

-

-

A Private view

-

-

-

-

-

-

1

-

-

Samenwerking

-

-

-

-

-

-

-

1

-  

3.1.2.3.2. Televisie-omroeporganisaties

De studiedienst van de Vlaamse Regering[109]publiceert de CIM-cijfers over de kijktijden[110]voor de belangrijkste Vlaamse omroepen. In 2011 keken Vlamingen gemiddeld 174 minuten per dag televisie. Dit is bijna een kwartier langer dan het voorgaande jaar. Figuur 51: Aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd in 2011 (doelgroep 4+) toont hoe die 174 minuten over de verschillende omroepen verdeeld waren.

Figuur 51: Aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd in 2011 (doelgroep 4+) - beschrijving figuur 51

Figuur 51 : Aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd in 2011 (doelgroep 4+)

Bron: CIM, http://www.cim.be/downloads.php?type=tv_public&periodicity=yearly&report=CIMTV_Marktaandelen_2011.pdf


[109]Studiedienst van de Vlaamse Regering, VRIND, http://www4.vlaanderen.be/sites/svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx
[110]Kijktijden zijn gedefinieerd als het aantal minuten dat een Vlaming per dag naar televisie kijkt. 

In Figuur 52: Evolutie van de aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd wordt een evolutie geschetst van het aandeel van de omroepen sinds 1997. De cijfers voor de periode voor de laatste 10 jaar worden weergegeven in Tabel 67: Evolutie van de aandelen van de Vlaamse zenders in de gemiddelde kijktijd.

Vóór het jaar 2002 kende VTM hogere kijkcijfers dan Een. Een kende sindsdien echter een constante groei, terwijl de kijktijden voor VTM een lichte daling ondergingen. 2BE en VT4 blijven de laatste jaren rond 6% schommelen. De gemiddelde kijktijd van VijfTV en Vitaya blijft de laatste jaren nagenoeg constant. De regionale en de buitenlandse zenders kenden een zeer lichte stijging van hun marktaandeel.

Op 1 januari 2010 werd door het CIM uitgesteld kijken of Time Shifted Viewing (TSV) geïntroduceerd in de meting van de kijkcijfers. Het CIM meet sindsdien niet enkel het kijken naar televisieprogramma's op het moment van uitzending maar ook Belgische programma's die tot en met 6 dagen later worden (her)bekeken, worden geïdentificeerd. De kijkmeter registreert ook ander gebruik van het tv-toestel, zoals dvd kijken, gaming, foto's bekijken enzovoort.

In het najaar, bij de herlancering van VIER en VIJF, genoten de kijkcijfers erg veel aandacht. Daarbij bleek de grote populariteit van uitgesteld kijken.[111]

Door het uitgebreide tv-aanbod zoeken steeds meer kijkers hun toevlucht tot de digicorder om geen programma’s te missen. Bij reeksen als Aspe, Clan, Code 37 en Vermist loopt het aandeel uitgesteld kijken op tot een derde van het totaal aantal kijkers. Voorlopig is dit voor de adverteerder nog geen probleem: er wordt immers meer naar tv gekeken. Maar op lange termijn vormt het wel een bedreiging aangezien de reclameblokken doorgespoeld kunnen worden. Dit leidt ook tot conflicten tussen omroepen en distributeurs over de verdeling van de inkomsten.


[111]De Morgen, “Digicorders draaien overuren”, 26 oktober 2011

Figuur 52: Evolutie van de aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd - beschrijving figuur 52
Figuur 52 : Evolutie van de aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd

Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering op basis van CIM-cijfers en CIM

Tabel 67 : Evolutie van de aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd

Tabel 67 : Evolutie van de aandelen van de Vlaamse zenders in gemiddelde kijktijd

Zenders

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

EEN (/TV1)

25%

26%

28%

29%

27%

29%

30%

32%

32%

33%

33%

CANVAS/KETNET/TV2

9%

9%

10%

10%

10%

10%

9%

8%

9%

10%

8%

VTM

27%

25%

24%

23%

22%

21%

21%

21%

21%

20%

20%

2BE/KA2

8%

6%

6%

5%

6%

7%

6%

6%

6%

5%

5%

VT4

6%

6%

7%

7%

6%

7%

6%

7%

6%

6%

7%

VIJFTV

-

-

-

1%

2%

4%

4%

4%

4%

3%

3%

VITAYA

1%

1%

1%

2%

2%

3%

4%

4%

4%

3%

4%

ANDERE

25%

26%

24%

23%

25%

19%

20%

18%

18%

19%

19% 

Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering op basis van CIM-cijfers en CIM

Wanneer de kijkcijfers voor de zenders per omroeporganisatie gegroepeerd worden (zie Tabel 68: Evolutie kijktijden per omroeporganisatie), kunnen de concentratiemaatstaven C3 (som marktaandelen grootste 3 spelers) en HHI (som gekwadrateerde marktaandelen) berekend worden.

Wanneer de evolutie van de concentratiemaatstaven tussen 2005 en 2011 wordt bekeken, is er een graduele toenemende concentratietendens aan de gang. Ook in 2011 is deze tendens zichtbaar en dit ten gevolge van de overname van Media ad infinitum door de VMMa waardoor de zenders Vitaya en Vitaliteit onder het beheer van VMMa komen. Ondertussen werd de zender Vitaliteit van de buis gehaald.

Tabel 68 : Evolutie kijktijden per omroeporganisatie (procentueel)

Tabel 68 : Evolutie kijktijden per omroeporganisatie (procentueel)

Omroeporganisatie

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

VRT

37

39

39

40

41

43

42

VMMa

28

28

26

27

27

25

29

SBS Belgium

8

11

11

11

11

10

10

Media ad infinitum

2

3

4

4

4

3

-

Andere

25

19

20

18

18

19

19 

 

Tabel 69: C3 en HHI op basis van de marktaandelen van de radiozenders voor de periode 2005-2011

Tabel 69 : C3 en HHI op basis van de marktaandelen van de radiozenders voor de periode 2005-2011
  2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
C3 72 78 76 78 79 78 81
HHI (op 100) 0,217 0,239 0,238 0,248 0,255 0,256 0,272

Figuur 53: Evolutie concentratiewaarden HHI en C3 tussen 1997 en 2010. - beschrijving figuur 53

Figuur 53 : Evolutie concentratiewaarden HHI en C3 tussen 1997 en 2010

3.1.2.3.3. Distributie

De analoge kabel is in Vlaanderen de enige manier om nog analoge tv-signalen te ontvangen. Binnen hun bedieningsgebied zijn Telenet, Numéricable en Tecteo dus de enige dienstenverdelers op de markt voor analoge tv-signaaldistributie.

Figuur 54: Evolutie van het aantal Telenet abonnees met uitsluitend een analoog abonnement toont een duidelijke afname van het aantal kijkers die enkel nog via analoge kabel kijken. Hierbij dient wel verduidelijkt te worden dat er daarnaast nog een groot aantal analoge tv klanten blijft bestaan die naast hun analoog abonnement een digitaal abonnement nemen.[112]

Daarnaast besloot Telenet om vanaf 1 januari 2012 de digitale INDI-klanten als analoge klanten te beschouwen aangezien er geen interactiviteit bestond en de abonnees geen toenemende bedrijfsopbrengsten genereren. Vanaf 26 november 2012 wordt het digitale signaal volledig afgebouwd doordat de leveranciers het achterliggende digitale INDI-platform niet langer ondersteunen.

Figuur 54: Evolutie van het aantal Telenet abonnees met uitsluitend een analoog abonnement - beschrijving figuur 54

Figuur 54 : Evolutie van het aantal Telenet abonnees met uitsluitend een analoog abonnement


[112]De eenmalige stijging in het voorjaar 2009 kan verklaard worden door de overname van abonnees in het Interkabelgebied. Ondertussen zit het aantal “uitsluitend analoog”- klanten terug op het niveau van voor de overname. 

Wat (al dan niet interactieve) digitale televisie betreft zijn er op verschillende platformen verschillende aanbieders actief. Zoals geïllustreerd wordt in Figuur 55: Evolutie van het aantal digitale abonnees kent het aantal digitale abonnees over alle platformen heen een toename. Ook hier blijkt de sterke koppositie van Telenet.

Figuur 55: Evolutie van het aantal digitale abonnees - beschrijving figuur 55

Figuur 55 : Evolutie van het aantal digitale abonnees

 

In de beslissing betreffende de “Analyse van de markt voor televisieomroep in het Nederlandse taalgebied” van 1 juli 2011 heeft de Conferentie van Regulatoren voor de Elektronische Communicatiesector (CRC) de relevante en geografische markt bepaald. Zij besluit dat de relevante markt overeenstemt met de retailmarkt voor de levering van tv-signalen, inclusief analoge en digitale signalen, via kabel (CATV) en DSL (IPTV). De geografische markt komt overeen met de dekkingsgebieden van de kabelnetwerken.

Ten gevolge van de beslissing zullen de kabelmaatschappijen alternatieve spelers op hun netwerk moeten toestaan. In de loop van 2012 werd door de verschillende spelers aan het implementatiebesluit gewerkt zodat dit in 2013 operationeel kan zijn. 

INFOFRAGMENT : De financiële relatie tussen omroepen, distributeurs en auteurs

Door de dubbelzijdigheid van de televisiemarkt kunnen omroeporganisaties als klant én als leverancier beschouwd worden van distributeurs en vice versa. Er kunnen dus geldstromen in beide richtingen lopen.

Deze materie is complex en weinig transparant vermits de omroepen enerzijds  transportkosten betalen voor de verspreiding van het signaal maar anderzijds (samen met de auteurs) auteursrechten ontvangen.

In het artikel “Er was eens een kabelmaatschappij“ dat op 24 september 2012 in verschillende kranten verscheen, werd door de auteurs het gebrek aan transparantie over de verdeling van de door Telenet geïnde auteursrechten aangeklaagd.

De marktpartijen zijn inderdaad niet geneigd hierover informatie openbaar te maken. Vaak zijn zij zelf tot vertrouwelijkheid gebonden in de contracten die werden aangegaan.

Sinds 2010 vraagt de VRM inzicht in de overeenkomsten die de dienstenverdelers aangingen met de omroeporganisaties. Daarnaast werden overzichten verschaft van de effectief betaalde/ontvangen bedragen voor de periode van de voorbije vijf jaar. Deze oefening wordt jaarlijks herhaald.

Details kunnen niet vrijgegeven worden aangezien zij op strikt vertrouwelijke basis werden meegedeeld.

In het verleden werd enkel informatie opgevraagd over de transfers tussen omroepen en distributeurs. In 2012 vroeg en kreeg de VRM ook de gegevens over de bedragen die aan andere rechthebbenden betaald werden. Deze cijfers bevestigen dat de som van  bedragen die Telenet apart onder de noemer “auteursrechten” aan hun eindklanten factureert ook effectief uitgekeerd wordt  aan rechthebbenden en hun organisaties.

De kabeloperatoren factureren de auteursrechten apart omdat ze voor wat betreft de prijs van het basisabonnement onder de controle van de prijzendienst vallen. Extra’s zoals auteursrechten worden apart op de factuur vermeld en op die manier kan iedereen berekenen hoe groot de te verdelen som is. Bij andere distributeurs (zoals Belgacom of Mobistar) zijn de omroeptransmissiediensten en auteursrechten niet apart gefactureerd maar inbegrepen in de prijs van een “pack”. Daardoor is het voor de begunstigden niet mogelijk om te berekenen hoeveel er in totaliteit uitgekeerd zou moeten worden.

De variatie binnen de aangeleverde prijsinformatie is zodanig groot dat het de VRM niet toestond er een eenduidige logica uit te distilleren.

Voor sommige contracten wordt een vergoeding per abonnee per maand afgesproken, soms wordt er gewerkt met forfaitaire bedragen. In een aantal gevallen bevatten de overeenkomsten ook engagementen tot het spenderen van behoorlijk hoge advertentiebudgetten op bepaalde zenders.

De balans wijst in het merendeel van de gevallen in de richting van de omroepen, maar in sommige gevallen is dit omgekeerd. Deze verhouding blijkt niet per se bevestigd door de populariteit van de zenders in kwestie. De betaalde bedragen schommelen tussen nul euro, over enkele duizenden euro, tot meerdere miljoenen euro. Voor eenzelfde omroep kunnen de bedragen in de relatie met een ander platform zelfs in een volledig andere grootorde liggen. Zo wordt er bijvoorbeeld op sommige platformen in verhouding zeer veel betaald aan buitenlandse openbare omroepen, terwijl dit bij andere platformen minder het geval is.