9.1. Beslissingen genomen na een bij de VRM ingediende klacht

1. Klacht J.G. tegen NV Medialaan - 2016/015

De VRM ontving een klacht van een kijker naar aanleiding van de uitzending van het programma ‘Hens Behaving Badly’ (Vitaya, 6 februari 2016 8u45). Volgens de klager werden in het programma beelden getoond die niet geschikt zijn voor minderjarige kijkers.

In de desbetreffende aflevering worden beelden getoond van een vrijgezellenfeest. Een stripper ontdoet zich van zijn kledij en neemt daarbij seksueel uitdagende houdingen aan en maakt obscene gebaren. In één van de scènes is meer bepaald te zien hoe de stripper, op zijn rug gefilmd, volledig naakt op de aanstaande bruid gaat zitten en met zijn geslachtsdelen in haar aangezicht zwaait. Ook de taal die gehanteerd wordt is vaak grof en seksueel getint.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen van de VRM is van oordeel dat de inhoud van de aflevering voor minderjarige kijkers leeftijds- en ontwikkelingsinadequaat is en dat het risico bestaat dat de inhoud schade toebrengt aan de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen.

Dergelijke uitzendingen mogen enkel worden getoond indien ofwel door technische maatregelen (codering) ofwel door keuze van het tijdstip van uitzending gewaarborgd wordt dat minderjarigen de uitzendingen normaliter niet zullen zien of beluisteren. Bij een dergelijke ongecodeerde uitzending moet bovendien een akoestische waarschuwing of visueel symbool worden gebruikt.

De bewuste uitzending is op Vitaya ongecodeerd uitgezonden. De uitzending vond plaats op een tijdstip waarop een breed publiek kan worden bereikt. Daardoor was niet gewaarborgd dat minderjarigen de uitzending niet zouden zien. Evenmin werd de uitzending voorafgegaan door een akoestische waarschuwing of was het gedurende de hele uitzending herkenbaar aan een visueel symbool.

De VRM besluit een administratieve geldboete van 1.250 euro op te leggen.

2. Klacht C.L. tegen NV Medialaan - 2016/024

De VRM ontving een klacht tegen het telewinkelprogramma 'TV Winkel' en het product 'InstaLife' dat daarin wordt aangeboden (uitzending op 2BE, 14 februari 2016).
Volgens de klager is er sprake van "misleidende of ongeoorloofde reclame voor 'InstaLife'", een product om lage rugpijn te voorkomen door het aanbrengen van een brace op het onderbeen.

Tijdens de hoorzitting geeft Medialaan aan dat de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie een onderzoek voert naar de handelspraktijken (en met name het mogelijk misleidend karakter van de commerciële communicatie) met betrekking tot het desbetreffende product.

De VRM besluit dat alvorens definitief uitspraak te doen over de ontvankelijkheid en gegrondheid van de voorliggende klacht, het aangewezen is om de uitkomst van dit onderzoek af te wachten en de betrokken dienst te vragen om de VRM hiervan op de hoogte te stellen.

De verdere behandeling van de klacht werd bijgevolg uitgesteld tot kennisname van de uitkomst van het onderzoek van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie.

3. Klacht B.H. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/025

De VRM ontving een klacht over een reclamespot m.b.t. diabetes (uitgezonden 1 maart 2016 – Radio 2). Volgens de reclamespot kan men diabetes voorkomen indien men tijdig naar de dokter gaat.

De klager geeft aan dat het spotje de luisteraar niet correct informeert omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen diabetes type 1 en type 2. Volgens de klager heeft men het in het spotje over diabetes type 2, wat in veel gevallen door een gezonde levensstijl voorkomen kan worden. Diabetes type 1 kan niet voorkomen worden. De klager is dan ook van oordeel dat het reclamespotje misleidend is, wenst dat dit rechtgezet wordt en dat het spotje onmiddellijk uit de ether wordt gehaald.

VRT erkent dat er verkeerdelijk van uit gegaan werd dat het vanzelfsprekend was dat de sensibiliseringscampagne sloeg op de preventie van diabetes type 2. VRT merkt op als omroep geen medische expertise ter zake te hebben. De omroeporganisatie geeft aan dat het nooit de bedoeling is geweest om patiënten met diabetes typ 1 te stigmatiseren of met de vinger te wijzen. VRT excuseert zich daar uitdrukkelijk voor indien dit toch zo ervaren werd.

Zodra de adverteerder kennis kreeg van de klacht omtrent de inhoud van de spot werd de radiospot teruggetrokken en aangepast.

Beoordeling door VRM

Door in de opmaak van de spot geen onderscheid te maken tussen diabetes type 1 en type 2 kunnen de luisteraars misleid worden omtrent diabetes. De spot, die uitgaat van een adverteerder die handelt in voedingssupplementen die helpen een normale bloedsuikerspiegel te behouden, beoogt meer dan een loutere sensibiliseringscampagne zoals VRT argumenteert. Een reclamespot dient immers om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van de adverteerder te promoten, in dit geval de producten voor het behoud van een normale bloedsuikerspiegel. Bijgevolg is hier sprake van misleidende reclame.

Uit het bovenstaande volgt dan ook dat een inbreuk kan worden vastgesteld op artikel 60 van het Mediadecreet.

Omdat het onderscheid dat de spot had moeten maken tussen diabetes type 1 en type 2 niet zo algemeen bekend is dat een omroeporganisatie dit kon weten en omdat de spot werd aangepast waardoor klager genoegdoening heeft gekregen, is er geen reden om, naast de vaststelling van de inbreuk, een sanctie op te leggen aan VRT.

4. Klacht L.V.R. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/026

De VRM ontving een klacht m.b.t. 'Het Journaal' (18 maart 2016, 19u, ÉÉN). Als reden voor de klacht meldt de klager “het niet vermelden van incidenten van allochtone jongeren in Molenbeek bij de arrestatie van Salah Abdeslam”. Volgens de klager heeft de VRT belangrijke incidenten tijdens een politionele interventie verzwegen en heeft zij hierdoor niet aan objectieve berichtgeving gedaan.

De klager omschrijft zijn belang als volgt: “Als burger betaal ik belastingen waarmee de openbare omroep wordt gefinancierd om een totaalbeeld te geven op informatief vlak bij belangrijke gebeurtenissen. Deze incidenten vormden een substantieel onderdeel van de gebeurtenis.

Blijk geven van een benadeling of een belang is volgens artikel 220, § 2, van het Mediadecreet een uitdrukkelijke voorwaarde voor de ontvankelijkheid van een klacht bij de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.

Het belang van elke kijker (luisteraar, burger) bij de correcte naleving door een omroeporganisatie van bij decreet bepaalde verplichtingen, in casu zorgen voor onpartijdige berichtgeving, voldoet niet aan deze voorwaarde van ontvankelijkheid van een klacht en vormt een toepassing van de niet toegelaten ‘actio popularis’ (dit is een klacht die enkel gericht is op de vrijwaring van een recht en waarbij de klager geen persoonlijk belang heeft).

Om aan de vereiste van de ontvankelijkheid te voldoen, moet de klager een voldoende belang aantonen dat specifieker is dan het algemeen belang. Hij moet aldus het bewijs leveren persoonlijk het slachtoffer te zijn of een benadeling in zijnen hoofde aanwijzen met betrekking tot de grief die hij ten aanzien van de betrokken uitzending aanvoert.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen besluit dat de klager zich beroept op het algemene recht op informatie van de burger en kijker en meer in het bijzonder op het recht om volledige en onpartijdige informatie te ontvangen vanwege de openbare omroeporganisatie. De klager geeft niet aan op welke manier de desbetreffende uitzending van ‘Het Journaal’ hem persoonlijk zou benadeeld hebben. De loutere hoedanigheid van belastingbetaler is niet het belang dat de decreetgever voor ogen had als ontvankelijkheidsvoorwaarde voor klachten bij de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.

De kamer verklaart de klacht onontvankelijk. De klacht kan bijgevolg niet ten gronde worden onderzocht.

5. Klacht R.V. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/032

De VRM ontving een klacht tegen de uitzending van het programma ‘Humo’s Rock Rally 1978-2016’ (8 april 2016).

Aanklacht

De klager is van mening dat het toevoegen van de naam ‘Humo’ aan een evenement enkel bedoeld is om het commercieel product ‘Humo’ te promoten. Zo zou de commerciële naam tientallen keren zijn uitgesproken, het logo tientallen keren in beeld gebracht zijn en zouden er vele beelden van de hoofdredacteur getoond zijn.

De klager wijst er op dat het Mediadecreet verschillende vormen van commerciële communicatie onderscheidt, waaronder reclame. Volgens de klager is het duidelijk dat die uitzending te beschouwen is als reclame door VRT voor ‘Humo’, ongeacht of hiervoor al dan niet rechtstreeks aan VRT betaald werd door ‘Humo’, terwijl artikel 50 van het Mediadecreet VRT verbiedt reclame uit te zenden.

De klager voert verder aan dat mogelijk ook de artikelen 53 en 54 van het Mediadecreet geschonden zijn. Respectievelijk moet commerciële communicatie gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn en is sluikreclame verboden terwijl die in dit geval verweven werd in het hele programma. Tenslotte merkt de klager op dat het niet aan een organisator van een evenement toekomt om via de naamkeuze de decretale bepalingen buiten werking te stellen.

Beoordeling door de VRM

Uit de beelden en het onderzoek blijkt dat de betrokken uitzending van ‘Humo’s Rock Rally 1978-2016’ een documentaire betreft over de Vlaamse popmuziek. De nadruk ligt daarbij volledig op de muziek en de muzikanten en helemaal niet op het tijdschrift.

Via diverse persoonlijke getuigenissen van Vlaamse muzikanten komt de kijker te weten dat de deelname aan de wedstrijd een belangrijke rol heeft gespeeld in de verdere uitbouw van hun carrière. Dergelijke aanpak is zuiver redactioneel. In de naam van het evenement zit weliswaar de naam ‘Humo’ vervat, waardoor die naam verschillende keren in de uitzending vermeld wordt of getoond wordt. Te allen tijde blijft de nadruk echter liggen op de muziek en de Vlaamse popcultuur.

Uit het bovenstaande volgt dan ook dat de beelden en geluiden van de betrokken uitzending niet dienen om het tijdschrift of het imago van ‘Humo’ te promoten. Er is bijgevolg geen sprake van commerciële communicatie.

De VRM besluit dat er geen inbreuk kan worden vastgesteld op artikelen 50, 53 en 54 van het Mediadecreet.  De klacht wordt ontvankelijk doch ongegrond verklaard.

6. Klacht R.V. tegen NV Medialaan - 2016/035

De VRM ontving een klacht tegen NV Medialaan. De klacht heeft betrekking op het ‘VTMNieuws’ (2 april 2016 – 13u). Volgens de klager zijn “ …de decretale voorschriften inzake onpartijdigheid [overtreden]” bij de uitzending van het item: ‘Hooligans provoceren – verboden manifestatie’ tijdens het ‘VTMNieuws’, doordat hijzelf en een groep actievoerders “[…] volkomen vooringenomen, in strijd met de werkelijkheid en partijdig werd[en] voorgesteld als ‘hooligans’ die uit zouden zijn geweest op een ‘confrontatie met de politie’”.

Volgens de klager heeft Medialaan de manifestatie en de inhoud van zijn verklaringen op geen enkele manier onpartijdig benaderd, met name door hem voor te stellen als “hooligan” en was de journaliste enkel geïnteresseerd in haar vooraf vastgelegde overtuiging.

Bij de toetsing van een uitzending aan de verplichting tot politieke en ideologische onpartijdigheid moet de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen zich beperken tot het nagaan of de gemaakte inhoudelijke keuzes op een redelijke en objectieve manier kunnen worden verantwoord, dit zonder zich evenwel in de plaats van de omroeporganisatie te stellen.

De kamer besluit dat de door Medialaan gemaakte keuzes bij de verslaggeving in kwestie redelijk en objectief worden verantwoord.

De klager is als woordvoerder van de actievoerders bovendien uitgebreid aan het woord gelaten tijdens het bewuste nieuwsitem, waardoor de reportage niet eenzijdig, maar wel evenwichtig en onpartijdig is opgebouwd, met aandacht voor de verschillende standpunten.

De VRM verklaart de klacht ontvankelijk, doch ongegrond.

7. Klacht R.V. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/040

De VRM ontving een klacht tegen ‘Het Journaal’ (23 april 2016, 19u, ÉÉN).

De klager voert aan dat ‘Pegida Vlaanderen’ tijdens het nieuwsitem over de manifestatie in Antwerpen onterecht door VRT is voorgesteld als “extreemrechts” waardoor zij het signaal aan de burger heeft gegeven dat de beweging gevaarlijk en te mijden is.

De klager is daarenboven van oordeel dat er partijdigheid schuilt in het feit dat “bewegingen aan de andere kant van het politieke spectrum, zelfs wanneer zij manifest geweld gebruiken of daartoe oproepen, door de VRT nooit “extreemlinks” genoemd worden”.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen meent dat de keuze van VRT om ‘Pegida Vlaanderen’ tijdens de verslaggeving in haar journaal als een “extreemrechtse” beweging voor te stellen redelijk en objectief worden verantwoord. Uit het gebruik van dergelijk uitdrukking kan in deze dan ook geen gebrek aan onpartijdige nieuwspresentatie of een inbreuk op de verplichting van VRT om informatieprogramma’s in een geest van politieke en ideologische onpartijdigheid te verzorgen, in de zin van artikel 39, tweede lid, van het Mediadecreet, worden afgeleid.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen verklaart de klacht bijgevolg ongegrond.

8. Klacht Jan Penris tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/044

De VRM ontving een klacht van Jan Penris, Federaal Volksvertegenwoordiger voor Vlaams Belang, tegen de uitzending van het programma ‘De Afspraak’ (17 mei 2016, 20u30 – CANVAS).

De klacht betreft het programma-item over de selfies van de 22-jarige Zakia Belkhiri. Zij kreeg in het weekend voorafgaand aan de uitzending heel wat aandacht in de pers en op sociale media door haar selfies met politicus Filip Dewinter en andere Vlaams Belang-manifestanten bij de protestactie ter gelegenheid van de Muslim Expo Belgium.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen meent dat niet kan worden aangetoond dat de openbare omroep een inbreuk heeft begaan op het discriminatieverbod uit het Mediadecreet (artikel 39, eerste lid) en dat de omroep het Vlaamse Belang minder gunstig zou bejegenen dan andere ideologische strekkingen.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen is wel van oordeel dat in deze zaak een gebrek is aan onpartijdigheid bij de berichtgeving van VRT. Het hele item, met inbegrip van de inleiding en het nawoord van de presentator heeft een ondertoon die niet als onpartijdig en evenwichtig kan worden beschouwd. Met name door de suggestieve woordkeuze en de vooringenomen vraagstelling, waarbij onvoldoende onderscheid is gemaakt tussen commentaar en feitelijke berichtgeving, geeft het programma-item de indruk een boodschap uit te dragen die partijdig is ten nadele van het Vlaams Belang en bij uitbreiding de klager.

De VRT wordt hiervoor gewaarschuwd.

9. Klacht C.L. tegen NV Medialaan - 2016/046

De VRM ontving een klacht tegen de uitzending van het telewinkelprogramma ‘TV Winkel’ (14 februari 2016 – 2BE).

Volgens de klager is er sprake van “misleidende of ongeoorloofde reclame voor ‘InstaLife’”, doordat in de bedoelde spot wordt beweerd dat lage rugpijn kan worden voorkomen door het aanbrengen van een brace op het onderbeen. Volgens de klager kan dit niet wetenschappelijk worden aangetoond.

Bij een eerdere beslissing (2016/024) werd de verdere behandeling van de klacht uitgesteld totdat de FOD Economie het onderzoek had afgerond naar het mogelijk misleidend karakter van de commerciële communicatie voor ‘InstaLife’.

Uit het onderzoek van de FOD Economie blijkt dat “de voorstelling van dit product een misleidende en oneerlijke handelspraktijk is (…) waarvoor Medialaan mogelijks medeverantwoordelijk gesteld kan worden.”

De VRM besluit dat de spot misleidend is in de zin van artikel 60 van het Mediadecreet. Bijgevolg wordt een inbreuk vastgesteld op dit artikel van het Mediadecreet.

Volgens het Mediadecreet is Medialaan aansprakelijk voor de commerciële communicatie die wordt uitgezonden op haar kanalen. Hieraan wordt geen afbreuk gedaan door een contractuele bepaling, afgesloten tussen Medialaan en de adverteerder, waarbij de volledige verantwoordelijkheid bij de adverteerder wordt gelegd wat zijn telewinkelprogramma betreft.

De VRM houdt er wel rekening mee dat Medialaan niet over de vereiste medische expertise beschikt om over de correctheid van de inhoud van de telewinkelspot te kunnen oordelen. De VRM stelt tevens vast dat de bedoelde telewinkelspot niet langer wordt uitgezonden.

De VRM besluit Medialaan te waarschuwen.

10. Klacht VZW Atlantis Music tegen VZW Populaire Regionale Omroep Stichting (P.R.OS.) - 2016/047

De VRM ontving een klacht van Radio Atlantis tegen Radio P.R.O.S., wegens storingen.

Bij brief rapporteert het BIPT aan de onderzoekscel van de VRM over de resultaten van de controle uitgevoerd bij radio P.R.O.S. op 17 juni 2016.

Uit de vaststellingen van het BIPT blijkt het volgende:

  • de radio zond uit met een hoger vermogen dan toegelaten. Het maximaal toegelaten uitgangsvermogen van het zendtoestel bedraagt 29 Watt. Het opgemeten uitgangsvermogen bedroeg 100 Watt. Het vermogen werd onmiddelijk afgeregeld op de correcte waarde van 29 Watt;
  • de antennehoogte was 37,90 meter in plaats van de vergunde 30 meter.

Hieruit blijkt dus dat radio P.R.O.S. heeft uitgezonden met een veelvoud van het vergunde vermogen en een niet-vergunde antennehoogte. De radio-omroeporganisatie betwist deze feiten niet.

Bij de beoordeling van de strafmaat wordt rekening gehouden met het gegeven dat aan de radio-omroeporganisatie voor gelijkaardige feiten reeds eerder een administratieve geldboete werd opgelegd. De VRM besluit nu een geldboete van 1.500 euro op te leggen.

11. Klacht A.S. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/049

De VRM ontving een klacht tegen VRT m.b.t. de Panorama-uitzending ‘Onpartijdigheid Verzekerd’ met als onderwerp ‘medische corruptie in justitie’. Volgens de klaagster bevat het programma manifest onjuiste informatie, waardoor het kijkerspubliek ernstig wordt misleid.

De klaagster maakt in haar klacht geen melding van de dag en het uur waarop het programma werd uitgezonden. Na onderzoek blijkt het te gaan om de uitzending van Panorama van 21 mei 2015.

De klacht is meer dan 15 dagen na de uitzending van het bedoelde televisieprogramma ingediend en voldoet bijgevolg niet aan artikel 220, § 2, van het Mediadecreet en artikel 12, eerste lid, 1°, van het Procedurebesluit.

De klacht is evenmin aangetekend ingediend of voorzien van een elektronische handtekening, zoals bepaald in artikel 219 van het Mediadecreet.

De klacht wordt bijgevolg kennelijk onontvankelijk verklaard.

12. Klacht A.V.D. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/050

De VRM ontving een klacht tegen VRT m.b.t. de Panorama-uitzending ‘Onpartijdigheid Verzekerd’ met als onderwerp ‘medische corruptie in justitie’. Volgens de klaagster bevat het programma manifest onjuiste informatie, waardoor het kijkerspubliek ernstig wordt misleid.

De klaagster maakt in haar klacht geen melding van de dag en het uur waarop het programma werd uitgezonden. Na onderzoek blijkt het te gaan om de uitzending van Panorama van 21 mei 2015.

De klacht is meer dan 15 dagen na de uitzending van het bedoelde televisieprogramma ingediend en voldoet bijgevolg niet aan artikel 220, § 2, van het Mediadecreet en artikel 12, eerste lid, 1°, van het Procedurebesluit.

De klacht is evenmin aangetekend ingediend of voorzien van een elektronische handtekening, zoals bepaald in artikel 219 van het Mediadecreet.

De klacht wordt bijgevolg kennelijk onontvankelijk verklaard.

13. F.H. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/051

De VRM ontving een klacht m.b.t. ‘Het Journaal’ (16 augustus 2016, 19u – ÉÉN).

Het voorwerp van de klacht betreft het gebruik van de term moslimterreur”.  Deze uitdrukking wordt door het nieuwsanker gehanteerd tijdens het nieuwsitem over het buitenlandsbeleid van  Donald Trump, toenmalig presidentskandidaat voor de Republikeinen.

De klager dient zijn klacht in als voogd van ‘niet-begeleide minderjarige vreemdelingen’. Hij is van oordeel dat het vermelden door het VRT-nieuwsanker van de term “moslimterreur”, terwijl het gaat om “IS-terreur”, “een flagrante discriminatie inhoudt ten opzichte van de moslimgemeenschap in het algemeen en zijn moslim-pupillen in het bijzonder”.

Het discriminatieverbod uit artikel 39, eerste lid, van het Mediadecreet houdt in dat elke vorm van discriminatie tussen ideologische en filosofische strekkingen moeten worden geweerd in de programma’s en er een evenwicht moet zijn in het behandelen van verschillende filosofische of ideologische strekkingen of opiniestromingen in de programma’s.

Bij de toetsing van een uitzending aan artikel 39, eerste lid, van het Mediadecreet moet de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen nagaan of de gemaakte inhoudelijke keuzes op een redelijke en objectieve manier kunnen worden verantwoord, zonder zich evenwel in de plaats van de omroeporganisatie te stellen.

De kamer besluit dat het geenszins de bedoeling was van VRT om te suggereren dat een hele geloofsgemeenschap verantwoordelijk zou zijn voor terreurdaden die in naam van de Islam worden gepleegd of dat alle moslims als terroristen zouden moeten worden beschouwd.

Bij het gebruik van de term – die slechts één keer voorkomt in de uitzending - verwijst het VRT-nieuwsanker niet alleen uitdrukkelijk naar de inhoud van de toespraak van Donald Trump, die het zelf heeft over “radicaal islamitisch terrorisme”. Ook uit de bewoordingen die daarnaast nog in het nieuwsitem worden gehanteerd, komt naar voren dat terreur wordt bedoeld van “mensen met extremistische ideeën”. Enkele keren wordt in dit verband ook naar “terreurgroep IS” en “de strijd tegen IS” verwezen.

De kamer besluit dan ook dat de keuze van VRT om het woord “moslimterreur” te gebruiken alleen ingegeven is om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de inhoud. Er is aldus een redelijke en objectieve verantwoording. De klacht is bijgevolg ongegrond. 

14. M.P. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2016/054

De VRM ontving een klacht m.b.t. een uitzending op Radio 1 (10 oktober 2016) met als onderwerp ‘De Grote Taalnazi-test’, een samenwerking tussen VRT en De Standaard.

Volgens de klager geeft de uitzending blijk van een neerbuigende minachting voor al wie zorg draagt voor nieuwkomers die het Nederlands willen aanleren om in te burgeren. De uitzending is volgens de klager van een onaanvaardbare onbenulligheid. Ze schoffeert elk individu en is een aanslag op de integriteit van de maatschappij. De klager eist de onmiddellijke stopzetting van de campagne.

Gelet op decretale bepalingen waarover de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen uitspraak kan doen, wordt beslist dat de klacht kennelijk onontvankelijk is.