Klacht tegen VRT (‘Het Journaal’ – ÉÉN – 5 juni) kennelijk onontvankelijk

De VRM ontving een klacht tegen ‘Het Journaal’ Laat (5 juni 2017, 23u15, ÉÉN).  Volgens de klager is er bij het nieuwsitem ‘Ontslag FBI-Baas – Trump verhindert getuigenis Comey niet’ sprake van “schijn van partijdigheid, sfeermakerij, politieke voorkeur, misleiding kijkerspubliek”. De klager meent dat de berichtgeving manifest onjuist is en het publiek misleidt, terwijl alle andere media het nieuws wel onpartijdige manier brengen.

De klager omschrijft zijn belang als volgt: “Als Vlaams belastingbetaler heb ik er belang bij dat VRT de beheersovereenkomst naleeft en geen politieke getinte boodschappen noch het publiek misleidt. Het algemeen belang is mijn belang.”

Blijk geven van een benadeling of belang is volgens artikel 220, § 2, van het Mediadecreet een uitdrukkelijke voorwaarde voor de ontvankelijkheid van een klacht bij de Kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen. Deze eis van benadeling of belang – die overigens niet geld bij een klacht met betrekking tot de bepalingen over commerciële communicatie of boodschappen van algemeen nut voor de Algemene Kamer van de VRM – geeft aan dat de decreetgever de loutere hoedanigheid van kijker of luisteraar hier niet voldoende acht.

Om aan de vereiste van de ontvankelijkheid te voldoen, moet de klager een voldoende belang aantonen dat specifieker is dan het algemeen belang. De klager moet het bewijs leveren persoonlijk het slachtoffer te zijn of aantonen persoonlijk benadeeld te zijn m.b.t. de grief die hij ten aanzien van de betrokken uitzending aanvoert.

In zijn klacht geeft de klager niet aan op welke manier de uitzending van ‘Het Journaal’ Laat op 5 juni 2017 hem persoonlijk benadeeld zou hebben. De loutere hoedanigheid van belastingbetaler is niet het belang dat de decreetgever voor ogen had als ontvankelijkheidsvoorwaarde voor klachten bij de Kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.

De voorzitter van de Kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen verklaart de klacht kennelijk onontvankelijk.

Mediadecreet

"§ 2. De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen doet uitspraak, hetzij ambtshalve wat betreft het toezicht op artikel 42 en artikel 176, 1°, hetzij op verzoek van de Vlaamse Regering, hetzij naar aanleiding van een klacht die op straffe van onontvankelijkheid ingediend is uiterlijk de vijftiende dag na de datum van de uitzending van het programma door eenieder die blijk geeft van een benadeling of een belang".

"Om ontvankelijk te zijn, moet een bij de Regulator ingediende klacht aan de volgende voorwaarden voldoen:

1° ingediend zijn uiterlijk de vijftiende dag na de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot de klacht;

2° de naam, de hoedanigheid en het adres van de klager vermelden;

3° het belang bij het indienen van de klacht aangeven, behalve als het gaat om een klacht met betrekking tot de bepalingen over commerciële communicatie of boodschappen van algemeen nut;

4° het onderwerp van de klacht aangeven, met een uiteenzetting van de redenen waarop ze steunt en met vermelding van de persoon tegen wie de klacht is gericht. Als de klacht betrekking heeft op een radio- of televisieprogramma, moet de uitzending waartegen wordt opgekomen worden aangewezen met vermelding van de dag en het uur waarop de uitzending heeft plaatsgehad;

5° ondertekend zijn door de klager. Als de klacht uitgaat van een rechtspersoon, wordt ze ondertekend door een persoon die volgens de wet of de statuten bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen.

Klachten die kennelijk niet voldoen aan deze bepalingen kunnen onmiddelijk door de voorzitter van de bevoegde kamer in een schriftelijke en met redenen omklede beslissing onontvankelijk verklaard worden." 

Partij 1:
D.D.H.
Partij 2:
NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie
Kamer:
Kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen
Datum publicatie: 30 juni 2017
Beslissingsnummer:
2017-029
Type procedure:
Klacht