3.1. Algemene bespreking van de beslissingen

In 2015 is de klemtoon van de beslissingen zo mogelijk nog meer op commerciële communicatie komen te liggen.

3.1.1. Slechts zeventien zaken handelen in 2015 niet over commerciële communicatie. 

Er zijn dertien beslissingen genomen in radio-gerelateerde zaken.
Zes beslissingen betreffen de weigering van een aanvraag voor een zendvergunning. Twee aanvragen voor een tijdelijke zendvergunning worden niet ingewilligd omdat er geen frequentie beschikbaar is (beslissing 2015/011 - 2015/066). Vier aanvragen voor een zendvergunning konden niet worden toegekend wegens het niet inpasbaar zijn in het frequentieplan (beslissing 2015/052 – 2015/053 – 2015/058 – 2015/075).

De overige zeven beslissingen zijn genomen na het ambtshalve opstarten van een procedure. In 2015 werden geen klachten tegen lokale radio-omroeporganisaties ingediend.

Eén procedure is stopgezet omdat de betrokken lokale radio-omroeporganisatie de uitzendingen heropgestart heeft (beslissing 2015/065).

De zes overige beslissingen handelen over lokale radio-omroeporganisaties die niet conform hun zendvergunning hebben uitgezonden (beslissing 2015/008 – 2015/009 – 2015/010 – 2015/040 – 2015/076 – 2015/077). Behalve in één beslissing, worden alle inbreuken gesanctioneerd met een administratieve geldboete. De hoogte van die boete varieert daarbij van zevenhonderdvijftig tot tweeduizend euro. In één beslissing wordt de sanctie beperkt tot een waarschuwing voor het gebruik van een andere dan de vergunde zender alvorens het ontvangen van een aangepaste zendvergunning (beslissing 2015/010). 

In 2015 werden geen erkenningen van lokale radio-omroeporganisaties ingetrokken.

In het kader van de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector verplicht artikel 184/1 van het Mediadecreet (ingevoegd bij decreet 17 januari 2014 tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende de radio-omroep en televisie, houdende invoering van een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, BS 12 februari 2014) dienstenverdelers deel te nemen aan de productie voor audiovisuele diensten. De coproductieprojecten worden voor beoordeling van de ontvankelijkheid en de erkenning aan de VRM voorgelegd. De VRM diende zich in 2015 voor de eerste keer uit te spreken over de erkenning van een coproductieproject (beslissing 2015/025). 

In 2014 ontving de VRM een gezamenlijke klacht van Medialaan, SBS Belgium en VRT tegen Right Brain Interface (Bhaalu). De omroeporganisaties voeren aan dat Right Brain Interface, op datum van de klacht, een dienst aanbiedt onder de naam ‘Bhaalu’, met functionaliteiten die het mogelijk maken om lineaire televisieprogramma’s op een (near-)live, uitgestelde, verkorte of gewijzigde wijze te bekijken. Volgens de klagers is Right Brain Interface dan ook te beschouwen als een dienstenverdeler en onderworpen aan de regelgeving die in het Mediadecreet onder ‘Deel IV: Dienstenverdelers’ is opgenomen. Bij het aanbieden van de diensten beschikt Right Brain Interface volgens de klagers niet over de vereiste toestemming van de betrokken televisieomroeporganisaties. De klagers menen dat Right Brain Interface hiermee artikel 180 van het Mediadecreet schendt.

Gezien de technische complexiteit van deze zaak zijn hierin drie beslissingen genomen waarvan twee in 2014 : de aanstelling van een deskundige om de werking van Bhaalu technisch te beschrijven (beslissing 2014/024), en de verlenging van de termijnen enerzijds voor het meedelen van opmerkingen door de partijen op het voorlopig deskundigenverslag en anderzijds voor het indienen van het eindverslag door de deskundige (beslissing 2014/038).        

De eindbeslissing wordt de eerste beslissing van 2015 (beslissing 2015/001). De VRM besluit dat Right Brain Interface inderdaad te beschouwen is als een dienstenverdeler. Aldus wordt een inbreuk vastgesteld op artikel 180, § 1 en § 2, eerste lid van het Mediadecreet. Om die reden waarschuwt de VRM Right Brain Interface. Bij het bepalen van de sanctie heeft de VRM er rekening mee gehouden dat Right Brain Interface reeds gestopt is met het aanbieden van Bhaalu. Dit gebeurde ten gevolge van een vonnis van de stakingsrechter naar aanleiding van een stakingsprocedure die ook door de klagers ingeleid werd tegen Right Brain Interface.

In beslissing 2015/074 sanctioneert de VRM een dienstenverdeler wegens het lichtzinnig opnemen van de decretale verplichting van de voorafgaande kennisgeving van de doorgifte van een nieuw omroepprogramma. De kennisgeving gebeurde door de dienstenverdeler daags na de aanvang van de doorgifte van het nieuw omroepprogramma. Bovendien blijkt na nazicht door de VRM dat niet eens alle formaliteiten vervuld zijn. Slechts na aandringen van de administratie van de VRM worden de vereiste documenten door de bevoegde autoriteiten voorgelegd. Omdat de VRM dit als een zeer ernstige inbreuk op het Mediadecreet beschouwt, sanctioneert zij de dienstenverdeler met een administratieve geldboete van 5.000 euro.           

In een laatste zaak krijgt de VRT een waarschuwing wegens het uitzenden van een boodschap van algemeen nut die gericht is op commerciële promotie van individuele producten en van het lidmaatschap van een ziekenfonds (beslissing 2015/045). 

3.1.2. In 2015 handelen eenenvijftig beslissingen van de VRM over commerciële communicatie. De sancties waarmee de inbreuken daarbij gesanctioneerd worden, variëren van een waarschuwing tot administratieve geldboetes.

Slechts één beslissing is na een ingediende klacht genomen. Die klacht is daarbij ontvankelijk maar niet gegrond beoordeeld (beslissing 2015/071).

Alle andere beslissingen zijn het resultaat van ambtshalve procedures op tegenspraak.

Er is één keer een inbreuk vastgesteld op het verbod van een sponsorvermelding tijdens een kinderprogramma (beslissing 2015/004) en één keer oordeelt de VRM dat een publi-reportage het karakter van een reclamespot krijgt (beslissing 2015/056).

In één beslissing krijgt de VRT een boete voor het uitzenden van reclame op CANVAS. Daar wordt tijdens de onderzochte periode een beeldkrant uitgezonden waarbij de hoofdpunten uit de actualiteit worden getoond. Tijdens deze uitzending van de beeldkrant wordt als auditieve ondersteuning het omroepprogramma van Radio 1 uitgezonden. Via CANVAS zijn ook de reclamespots van Radio 1 te horen.  Het omroepsignaal van de uitzendingen van Radio 1 wordt tijdens de uitzending van de reclamespots via het televisiekanaal van CANVAS dus niet vervangen door een andere omroepsignaal.
Artikel 50, eerste lid, van het Mediadecreet bepaalt dat het voor VRT verboden is om reclame te brengen, met uitzondering van radioreclame en van reclame die gericht is op zelfpromotie.           
De VRM stelt dat de beeldkrant, met inbegrip van de auditieve ondersteuning, deel uitmaakt van het televisieomroepprogramma CANVAS. Het televisieomroepprogramma CANVAS is het geheel van programma’s en alle additionele meegestuurde informatie dat door VRT op basis van een programmaschema onder de titel CANVAS wordt aangeboden.
De betreffende uitzendingen hebben als inhoud zowel een beeldkrant als geluid bestaande uit het omroepprogramma Radio 1 (met inbegrip van de reclamespots). De uitzendingen bevatten dus auditieve en visuele elementen. Het gegeven dat het geluid in dit geval de beelden niet ondersteunt (of omgekeerd) verhindert niet dat er sprake zou zijn van een audiovisuele omroepdienst. 
Op basis van deze elementen moeten de voorliggende uitzendingen van de rolkrant en de auditieve ondersteuning van de Radio 1-inhoud als een audiovisuele mediadienst of televisiedienst in de zin van artikel 2, 43°, van het Mediadecreet worden beschouwd.

Aangezien deze rolkrant geen auditieve omroepdienst of radiodienst betreft, kunnen bijgevolg ook de daarbij uitgezonden reclamespots niet als radioreclame, die VRT mag brengen, worden beschouwd.      
Uit het voorgaande volgt dat de VRT tijdens de onderzochte periode reclame heeft uitgezonden via het televisieomroepprogramma CANVAS en hierdoor een inbreuk heeft begaan op artikel 50, eerste lid, van het Mediadecreet dat haar verbiedt reclame te brengen, met uitzondering van radioreclame.      
Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat het een ernstige inbreuk betreft. De VRM legt dan ook een geldboete van 5.000 euro op (beslissing 2015/055).

In 2015 heeft de VRM twee beslissingen genomen betreffende telewinkelen en telewinkelprogramma’s: verbod voor telewinkelen met betrekking tot diensten die gebruik maken van paranormale middelen (beslissing 2015/015) en het te vroeg onderbreken van een telewinkelprogramma (beslissing 2015/064).

Drie beslissingen handelen over alleenstaande reclameboodschappen. In geen van die beslissingen wordt een inbreuk vastgesteld. De betrokken omroeporganisaties beroepen zich telkens op een uitzonderingsgrond. Ze zijn er niet in geslaagd om voor een specifiek reclameblok meer dan één reclame- of telewinkelspot te verkopen, bij gebrek aan interesse bij de klanten (beslissing 2015/003 – 2015/031 – 2015/062).

Bij de regionale televisieomroeporganisaties is viermaal een inbreuk vastgesteld op het verbod om een journaal te sponsoren (beslissing 2015/018 – 2015/019 – 2015/020 – 2015/021).

Vier beslissingen bestraffen de overschrijding van het toegelaten percentage zendtijd besteed aan televisiereclame- en telewinkelspots (beslissing 2015/017 – 2015/026 – 2015/063 – 2015/073).   
In een vijfde beslissing stelde de VRM wel een inbreuk vast maar oordeelde dat er geen reden was om een sanctie op te leggen.  
In die zaak voert NV SBS Belgium aan dat er een aantal seconden vertraging zitten tussen de bron van een digitaal signaal (uitgangspunt voor meting door de omroeporganisatie) en de ontvangst ervan in een huiskamer (uitgangspunt voor meting door de VRM). Die vertraging is te wijten aan het comprimeren van een digitaal signaal alvorens het verzonden en uitgezonden wordt. De vertraging die daarbij ontstaat is niet steeds even groot. Ook tussen de dienstenverdelers onderling kunnen verschillen optreden. Bij analoge kijkers zou dergelijke vertraging zich niet voordoen. Volgens de omroeporganisatie heeft die discrepantie er in dit geval toe geleid dat er – in de klokuren zoals gemeten door de VRM – een overschrijding van enkele seconden werd geregistreerd.
De VRM stelt vast dat de metingen met betrekking tot de zendtijd gewijd aan reclame correct zijn, ook al wordt een verschillend uitgangspunt gebruikt. Wat commerciële communicatie betreft, moet de VRM immers oordelen op basis van de uitgezonden beelden, zoals die door de kijker worden ontvangen. Daarom stelt de VRM een inbreuk op het Mediadecreet vast.          
De VRM is echter van oordeel dat NV SBS Belgium in dit geval aannemelijk heeft gemaakt dat er een aantal seconden vertraging kunnen zitten tussen de bron van een digitaal signaal en de ontvangst ervan in een huiskamer. Door die vertraging op het einde van een klokuur is een verschuiving van de reclame gebeurd naar het begin van het volgende klokuur, buiten de wil van de omroeporganisatie om. Daardoor is in het nieuwe klokuur een overschrijding van de toegelaten reclameduur gebeurd met een aantal seconden die in het vorige klokuur zijn weggevallen. Deze overschrijding heeft zich in principe niet voorgedaan bij de analoge kijkers, en bij de digitale kijkers slechts bij de gebruikers van één bepaalde digitale dienstenverdeler. Daarom bestaat er in deze zaak geen reden om een sanctie op te leggen (beslissing 2015/078).

De VRM stelt elf keer vast dat de gestileerde afbeelding van een tandenborstel bij het uitzenden van commerciële communicatie over suikerhoudend snoepgoed ontbreekt (beslissing 2015/002 – 2015/003 – 2015/005 – 2015/006 - 2015/007 – 2015/022 – 2015/023 – 2015/060 – 2015/061 – 2015/063 – 2015/072).

In volgorde van grootte kunnen de overige beslissingen in volgende vier groepen worden onderverdeeld: regels in verband met productplaatsing (beslissing 2015/004 - 2015/014 - 2015/016 - 2015/024 - 2015/031 - 2015/032 – 2015/046 – 2015/047 – 2015/048 – 2015/051 – 2015/067), sponsorvermeldingen die aanzetten tot consumptie (beslissing 2015/002 – 2015/003 – 2015/012 – 2015/013 – 2015/015 – 2015/021 – 2015/033 – 2015/042 – 2015/072), de herkenbaarheid van reclame en telewinkelen (beslissing 2015/030 – 2015/038 – 2015/039 – 2015/044 – 2015/046 – 2015/049 – 2015/050 – 2015/057) en identificatie van de sponsor (beslissing 2015/041 – 2015/043 – 2015/054 – 2015/062 – 2015/079).

3.1.3. Herkenbaarheid van commerciële communicatie

Het belang dat de VRM hecht aan de herkenbaarheid van commerciële communicatie wordt in 2015 nog meer benadrukt. Zo heeft overleg met de omroeporganisaties ertoe geleid dat zij duidelijk weten welke maatstaven de VRM hanteert bij de beoordeling van een duidelijke afbakening tussen reclame en redactionele inhoud.

De VRM blijft nauw toekijken of de commerciële communicatie duidelijk herkenbaar is voor de kijker, of het nu gaat om productplaatsing (beslissing 2015/014 – 2015/031 – 2015/032 – 2015/048 – 2015/051), reclameblokken (beslissing 2015/038 – 2015/039 – 2015/044 – 2015/046 – 2015/049 – 2015/050 – 2015/057), commerciële communicatie gericht op kinderen (beslissing 2015/030) of sponsorvermeldingen (beslissing 2015/041 – 2015/043 – 2015/054 – 2015/062 – 2015/079). De VRM tilt bij inbeuken op dit principe zwaar aan recidive (zie beslissing 2015/031 – 2015/057).

3.1.4. Productplaatsing

Bij productplaatsing blijft overmatige aandacht het aandachtspunt maar wordt bijgetreden door het rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen en diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen (beslissing 2015/014 – 2015/016 – 2015/024 – 2015/032 – 2015/046 – 2015/047 – 2015/067). Ook op het vlak van productplaatsing tilt de VRM zwaar aan recidive.

Zo controleerde de VRM een uitzending van het programma Thuis waarin het personage Julia een trouwkleed uitkiest bij “Dianna David”. Het merk komt in deze aflevering gedurende 4 fragmenten aan bod. De aflevering duurt 25 minuten en 24 seconden, daarvan spelen zich 4 minuten en 20 seconden af in de betroffen bruidswinkel. Tijdens de fragmenten wordt het logo van de winkel gedurende 35 seconden prominent in beeld gebracht, is het logo ook meerdere malen zichtbaar op de achtergrond en wordt het merk ook tweemaal auditief vermeld. De VRM stelt vast dat het programma productplaatsing bevat, dit wordt door de VRT erkend. Uit de gesloten overeenkomst tussen “Dianna David” en de omroeporganisatie blijkt dat het bruidsmerk de bruidswinkel ter beschikking zou stellen alsook een aantal jurken. In ruil daarvoor zou de VRT het merk zowel in de aftiteling als tweemaal auditief vermelden evenals eenmaal in beeld brengen. Het Mediadecreet laat productplaatsing toe, dit echter onder specifieke voorwaarden. Zo mogen de producten of diensten geen overmatige aandacht krijgen. De VRM stelt vast dat in deze wel degelijk overmatige aandacht is voor het merk in kwestie. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het feit dat de VRT reeds voor een gelijkaardige inbreuk werd gesanctioneerd, dat het programma in prime time werd uitgezonden en een groot aantal kijkers bereikt heeft. De VRM besluit dan ook een administratieve geldboete van 10.000 euro op te leggen (beslissing 2015/024).

In een andere zaak controleerde de VRM de uitzending van de duizendste aflevering van ‘Dagelijkse Kost’. In deze aflevering bereidt Jeroen Meus o.a. stoofvlees met friet, het gerecht dat door de kijker tot Vlaamse klassieker werd verkozen.

In het programma zijn doorlopend op duidelijk herkenbare wijze producten en toestellen te zien (zoals het keukenmateriaal van ‘Kitchenaid’ en producten van ‘Delhaize’).

Voor de bereiding van het gerecht stoofvlees met friet, heeft de kok een abdijbier uitgekozen. Het bier wordt gedurende anderhalve minuut door Jeroen Meus zowel auditief als door ondersteunende gebaren aangeprezen. De bierflesjes worden meermaals in beeld gebracht. Aan het einde van het programma komen twee flesjes centraal in beeld bij de eindbeelden van de gerechten die Jeroen Meus heeft klaargemaakt.

Het Mediadecreet laat productplaatsing toe mits naleving van enkele voorwaarden. Zo moet o.a. de kijker duidelijk gewezen worden op de aanwezigheid van productplaatsing (via het PP-logo) en mag er geen specifieke aanprijzing zijn voor de goederen of diensten.

Naast de vaststelling dat de kijker niet wordt gewezen op de aanwezigheid van productplaatsing in het programma (het PP-logo wordt dan ook niet getoond aan het begin en einde van de uitzending) stelt de VRM eveneens vast dat Jeroen Meus het gebruikte bier specifiek aanprijst. Dit blijkt uit de manier waarop het bier in het programma wordt opgevoerd, met name de auditieve aanprijzingen, de ondersteunende gebaren en de close-ups. De VRM meent dat hiermee de limieten van de mate waarin kijkers kunnen worden aangezet om een product te gebruiken worden overschreden.

De VRM besluit de VRT voor deze inbreuk op het Mediadecreet een administratieve geldboete van 10.000 euro op te leggen. Bij het bepalen van die sanctie houdt de VRM er rekening mee dat het programma in prime time werd uitgezonden, een groot aantal kijkers wist te bereiken en dat de VRT reeds eerder voor een gelijkaardige inbreuk werd gesanctioneerd (beslissing 2015/032).

3.1.5. Sponsorboodschappen

Wat sponsorboodschappen betreft, zet de trend van vorig jaar zich voort. De VRM heeft ook in 2015 een heel aantal beslissingen genomen omtrent sponsorboodschappen die niet beantwoorden aan de definitie van sponsoring omdat in de boodschap werd aangezet tot consumptie (zie hoger punt 3.1.2.).