8.2. Aanbeveling : Uitbreiding mogelijkheid tot optreden tegen onvergunde zendinitiatieven

In toepassing van artikel 193, § 2, van het Mediadecreet kan de VRM een tijdelijke zendvergunning uitreiken naar aanleiding van evenementen en voor experimenten in het teken van het uittesten van nieuwe technologieën. In 2012 werden 37 aanvragen ingediend voor het verkrijgen van dergelijke vergunningen.

Het is niet steeds mogelijk om op elke aanvraag in te gaan, bijvoorbeeld omdat het evenement reeds enkele dagen na het indienen van de aanvraag plaatsvindt of omdat het toekennen van een frequentie niet inpasbaar is in het frequentieplan.

Wanneer er toch - zonder vergunning - wordt uitgezonden, heeft de VRM weinig mogelijkheden om hiertegen op te treden. De VRM kan aan het BIPT vragen om de uitzendingen stil te leggen of bijkomende maatregelen te treffen zoals de inbeslagname van zendapparatuur. Het BIPT is echter autonoom en wettelijk niet verplicht om aan dergelijke vraag van de VRM gevolg te geven.

Het struikelblok voor een eigen efficiënt optreden door de VRM ligt in de formulering van artikel 228, §1 van het Mediadecreet waarin de mogelijkheid tot sanctionering van een overtreding wordt beperkt tot omroeporganisaties, dienstenverdelers en omroepnetwerken. Dit maakt het juridisch vrijwel onmogelijk om onvergunde uitzendinitiatieven of zendpiraten in een procedure te betrekken en te sanctioneren met één van de in artikel 228, §1, 1° tot 7° vastgelegde sanctioneringsmogelijkheden.

Het lijkt de VRM daarom aangewezen om bij een volgende decretale wijziging de sanctioneringsmogelijkheid uit te breiden met ‘onvergunde zendinitiatieven’